Anatomie van het analoge. Het behoud van de video-installatie 'Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors' (1989) van Frank Theys.

Auteur: Emanuel Lorrain (PACKED vzw)

Publicatiedatum: oktober 2011

 

Deze verhandeling geeft een gedetailleerde beschrijving van enkele kwesties met betrekking tot de bewaring van Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors, een video-installatie die in 1989 door de Belgische kunstenaar Frank Theys werd gemaakt. Dit kunstwerk was het onderwerp van één van de casestudy's die deel uitmaakte van Obsolete Apparatuur: Het behoud van weergave- en afspeelapparatuur voor audiovisuele kunst, een gezamenlijk onderzoeksproject van het Nederlands Instituut voor Mediakunst (NIMK) en PACKED vzw (01/07/2009 - 30/06/2011). Op basis van een beschrijving van het kunstwerk en een beschrijving van de technische componenten en hun verhouding tot de integriteit en de authenticiteit van het kunstwerk, somt deze tekst de modificaties en problemen op waarmee de installatie in het verleden te kampen had en die ze misschien nog zal hebben in de toekomst. Tot slot is er aandacht voor de belangrijke maatregelen en aanpassingen die het Museum van Hedendaagse Kunst - Antwerpen (M HKA), de eigenaar van het werk, moet implementeren om er voor te zorgen dat de weergaveapparatuur en de beeldschermen van de installatie bruikbaar blijven.

 

 (fig.1) Videostill uit de video in de installatie van Frank Theys, Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors.

 

Inleiding

Het project Obsolete Apparatuur: Het behoud van weergave- en afspeelapparatuur voor audiovisuele kunst omvatte achttien casestudy's uit de kunstverzamelingen van vijf Belgische en Nederlandse instituten: de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed - Amersfoort (ICN), het Kröller-Müller Museum - Otterlo (KMM), het Museum van Hedendaagse Kunst - Antwerpen (M HKA), het Nederlands Instituut voor Mediakunst - Amsterdam (NIMk), het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst - Gent (SMAK), en het Stedelijk Museum - Amsterdam.1 In het eerste deel van het project lag de nadruk op video-installaties. Oratorium For Prepared Video player and Eight Monitors2 was één van de vier casestudy's die aanvankelijk uit de M HKA-collectie werd geselecteerd. Hoewel het niet mogelijk was om alle geselecteerde werken opnieuw te installeren tijdens de duur van het project werd Oratorium twee keer tentoongesteld, op twee verschillende plaatsen. De eerste keer was in een collectiepresentatie in het M HKA, Collectiepresentatie XXV (19/3/2010 - 6/04/2010), en de tweede keer in argos – Centrum voor Kunst en Media in Brussel (5/11/2010 - 11/12/2010) als onderdeel van het festival Open Archive II. De twee tentoonstellingen boden een nadere blik op het werk en lieten het toe om de aandacht te vestigen op problemen die worden veroorzaakt door het in onbruik raken van zowat al zijn componenten. Deze tekst behandelt alleen apparatuurgerelateerde problemen en de mogelijke bewaringsmaatregelen die dat tegengaan. De twee voornaamste bronnen van deze tekst zijn het werk over de installatie van Frank Theys door PACKED vzw verricht werd in samenwerking met het M HKA en de lijst van richtlijnen voor de bewaring van obsolete apparatuur die wordt voorbereid in samenwerking met NIMk.

 

Beschrijving van het werk

Een 'oratorium' is een muzikale compositie voor koor, orkest, en solisten, en is doorgaans maar niet noodzakelijk de omlijsting van een religieus libretto zonder actie noch decor. Het woord 'oratorium' heeft ook de betekenis van gebedsplaats met een klein altaar. In de installatie van Frank Theys heeft dat kleine altaar de vorm van een U-maticdeck dat bovenop een basgitaarversterker met luidsprekers staat. Rond die op elkaar gestapelde apparatuur staan acht videomonitors op op maat gemaakte ijzeren onderstellen in een cirkel opgesteld met de beeldschermen naar elkaar gericht. Elke monitor toont een zwart-wit close-up van een man die de bekende voetbalhymne van FC Liverpool, You'll Never Walk Alone, playbackt. De soundtrack is een polyfonische versie van het lied uitgevoerd door het mannenkoor van de Katholieke Universiteit Leuven (België).

 

De 3/4” U-maticvideotape waarop de twee minuten durende opname een aantal keer vastgelegd was, is uit de cassette genomen en in een lus gemonteerd met behulp van transparante plakband. De lus loopt uit het afspeeltoestel in een circuit binnenin de installatie en wordt daarbij gedragen door zeven statieven die in een cirkel opgesteld staan binnen in de grotere cirkel van monitors. De statieven zijn muziekstandaarden waarvan het bovenste deel - waarop de bladmuziek gewoonlijk ligt - werden weggenomen. Ze verlengen op een fysieke manier het tapecircuit van het afspeeltoestel en verspreiden de tape in de ruimte.

 

In Oratorium wordt de transmissie van het videosignaal blootgelegd om de componenten ervan zichtbaar te maken. Het deck speelt de U-matictape af en de video- en audiosignalen worden naar de monitor gestuurd die rechts voor het afspeeltoestel staat via twee samengevoegde kabels. Die eerste monitor is serieel verbonden met de zeven andere monitors via de video- en audio-input en -outputstekkers aan de achterkant van de monitoren. Een afzonderlijke gekrulde, audiokabel (RCA/Jack 6.35 mm) verbindt het deck met het frontpaneel van de Marshall-versterker. De klank is mono, en voor de kunstenaar is het de rol van de basversterker om de lagere frequenties van de soundtrack te reproduceren, terwijl de ingebouwde speakers van de monitors de middenfrequenties en de hoge frequenties reproduceren.

 

 (fig.2) Tentoonstellingszicht op Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors van Frank Theys, argos - Centrum voor Kunst en Media (Brussel), 2010. Foto: Jan Kempenaers.

 

Betekenis van het werk

Terwijl de videotape in en uit het afspeeltoestel loopt, is er een continue verbinding tussen het videobeeld en zijn 'drager', alsof de beelden op de monitors hun eigen drager lijken aan te moedigen, zonder dewelke ze niet zouden bestaan. "Het beeld ondersteunt zichzelf (supporter) en haar eigen drager (support) onophoudelijk. Het is een oratorium waarin de onlosmakelijke band tussen beeld en drager wordt bezongen en waarin de traditionele beeld/drager relatie in vraag wordt gesteld.” (Monteyne, N. 1995)

 

Tijdens een gesprek dat werd georganiseerd als deel van de Open Archive II-tentoonstelling in argos zei Frank Theys dat hij zich, toen hij het werk maakte in 1989, Oratorium had verbeeld als een soort van westers antwoord op Nam June Paiks TV Buddha (een closed circuit installatie uit 1974 waarin een Buddha-standbeeld zijn eigen beeld in realtime gefilmd bekijkt op een tv-toestel). Er zijn inderdaad enkele formele en conceptuele gelijkenissen tussen de beide werken, en enkele elementen uit de volgende analyse van Oratorium door Nathalie Monteyne kunnen wellicht ook worden toegepast op het werkstuk van Paik.

 

“Emanatie had een andere titel voor dit werk kunnen zijn. De emanatieleer waarin wordt gesteld dat alle dingen, zonder discontinuïteit binnen de ontwikkeling, voortvloeien uit het hoogste beginsel, wordt hier op een extreme wijze gevisualiseerd. Frank Theys brengt een gesloten circuit waarin het beeld haar eigen ingewanden/drager aanschouwt. Een continue herhaling van klank en beeld, een continue verbondenheid tussen beeld en drager maken een cirkelbeweging die zoals de emanatieleer elke creativiteit uitsluit. Is een kunstenaar iemand die tot creatief handelen in staat is of moet hij voorgesteld worden als een goddelijke figuur die het product van zijn ingewanden aanschouwt?” (Monteyne, N. 1995)

 

Om de analogie met de ingewanden verder te voeden, zou een tweede alternatieve titel voor het werk 'anatomie van het analoge' kunnen zijn, omdat de circulaire configuratie en ontmantelde apparatuur van de installatie op een bepaalde manier herinneren aan de anatomische theaters van de zeventiende eeuw. In Oratorium worden de 'organen' van het werk, de drager, de apparatuur, het beeld en het geluid blootgelegd en in de ruimte uitgespreid om hun intrinsieke relatie nog meer te openbaren.

 

Tentoonstellingshistoriek en veranderingen

In de catalogus van de tentoonstelling Reconstructing Swiss Video Art from the 1970s and 1980s, schrijft J. Gfeller: "De eerste geldige manifestatie van een videokunstwerk, zijn première zeg maar, vindt wellicht plaats in het atelier of bij de eerste tentoonstelling. Daar kan het werk zijn waarde voor de eerste keer bewijzen, en zal het waarschijnlijk worden geoptimaliseerd voor latere performances (die inderdaad zouden kunnen plaatsvinden in het kader van tentoonstellingen)." (Gfeller, J. 2009)

 

Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors werd elf keer tentoongesteld en onderging verschillende modificaties tussen 1989 en 2011.

 

Overzicht:

- Beursschouwburg, Brussel, België (1989)
- Tagankatheater, Moskou, Rusland (1990)
- Kijkhuis, Den Haag, Nederland (1990)
- Retrospectieve van Belgische video-installaties, M HKA, Antwerpen, België (26/06/1993 - 29/08/1993)
- Gemartelde Tijd: 16 Kunstenaars en de 'Marteling van de Heilige Erasmus' van Dirk Bouts, Transit, Kapel van de Romaanse Poort, Leuven, België (1995)
- Collectiepresentatie XIX - Een Verhaal van het beeld, M HKA, Antwerpen, België (31/05/2007 - 19/08/2007)
- Collectiepresentatie XXV, M HKA, Antwerpen, België (19/03/2010 - 6/04/2010)
- Open Archive II Festival, argos – Centrum voor Kunst en Media, Brussel, België (5/11/2010 - 11/12/2010)

Andere ongedateerde tentoonstellingen:

- BUDA, Kortrijk, België
- STUK, Leuven, België
- Concert Noble, Brussel, België

 

 (fig.3) Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors in het M HKA tijdens de tentoostelling Retrospectieve van Belgische video-installaties in 1993. Foto: Frank Theys.

 

De kunstenaar legde uit dat in de eerste versies van het werk tv-toestellen werden gebruikt (het model werd niet gedocumenteerd). Aangezien ze geen video-input of -ouput hadden, werd het U-maticsignaal als een Radio-Frequentiesignaal (RF) overgebracht met witte coaxkabels. Het RF-signaal van het deck moest worden versterkt met kleine, ronde signaalversterkers. Zonder versterking was het signaal niet sterk genoeg om de acht tv-monitors te voeden. Later, in een andere tentoonstelling, werden andere tv-toestellen gebruikt (evenmin gedocumenteerd). Die tv's waren heel gevoelig aan het onstabiele tapecircuit en sprongen naar een ander kanaal telkens wanneer het signaal werd onderbroken. Om ze te kunnen gebruiken voor de tentoonstelling van het werk moest een Time Base Corrector (TBC) van het type I.DEN IVT-7 worden gebruikt om het signaal te stabiliseren. De TBC stond tussen de versterker en het U-maticdeck.

 

Toen M HKA het werk in 2004 verwierf, heeft het er ook nieuwe tv-toestellen voor gekocht (JVC AV 14 BM 8 S). De nieuwe tv's hadden een video-input en dus werden de oorspronkelijke RF-coaxkabels vervangen door composietvideokabels. Er werd een distributiesignaalversterker (KRAMER VM 10ARII) gebruikt waarmee elk tv-toestel verbonden was in plaats van met de kleine RF-versterkers. Die stond op de grond achter de basversterker. Toen één van de JVC-tv's later de geest gaf, heeft M HKA in 2007 alle tv-toestellen van de installatie vervangen door professionele CCTV zwart-witmonitors (Abus Profiline TV8121 4:3 15" monitors). Die monitors hebben een iets groter scherm (diagonaal gemeten 15") dan de vorige (14") maar werden door de kunstenaar gekozen omdat ze op de onderstellen pasten en ze een eenvoudig en minder gedateerd design hadden. De monitors hebben zowel een composietvideo-input als een -output, wat betekent dat de RF-output en TBC niet langer worden gebruikt voor het werk.

 

In de tentoonstelling Collectiepresentatie XXV in het M HKA (19/03/2010 - 06/04/2010) was het werk eerst geïnstalleerd met de TBC en de distributiesignaalversterker. Na een test en enkele gesprekken met Frank Theys - die zich herinnerde waarom de TBC voorheen werd gebruikt - werd het duidelijk dat het werk die niet meer nodig had om een voldoende stabiel videosignaal te verkrijgen, en dus werd de beslissing genomen om ze te verwijderen. Aangezien alle CCTV-monitors een input en een output hebben, kunnen ze serieel met elkaar worden verbonden en hebben ze geen distributiesignaalversterker meer nodig. Ze hebben een impedantie van 75 Ω, wat het signaal sterk genoeg maakt voor de acht monitors. Het verwijderen van die twee (niet-originele) toestellen en de vele kabels die over de vloer liepen, hebben het werk opnieuw een minimalistischer voorkomen gegeven, wat de oorspronkelijke intentie van de kunstenaar was.

 

De manier waarop het videosignaal naar de installatie wordt overgebracht en het aantal kabels en de positie ervan zijn voor Frank Theys ook een belangrijk aspect van het werk. De kabels moeten op één meter boven de vloer hangen in een halve cirkel van de ene monitor naar de andere zodat die bochtige vorm als een soort visuele echo werkt voor de tape die over de standaarden loopt. In samenwerking met de kunstenaar werden tijdens de tentoonstelling bij argos nieuwe kabels met een specifieke lengte besteld die was gebaseerd op de positie van de monitors. Het werk kon toen eindelijk worden geïnstalleerd zoals Frank Theys het wilde, met een minimaal aantal apparatuur en kabels, aangezien één kabel de eerste monitor verbindt met de U-maticspeler en de monitors met elkaar.

 

De versterker die in de oorspronkelijke versie gebruikt werd, werd vervangen door degene die nu in de collectie van het M HKA zit. De Marshall-versterker die nu gebruikt wordt, werd op aanraden van Frank Theys gekocht toen het museum het werk verwierf in 2004. De fysieke aanwezigheid van de versterker en de merknaam Marshall zijn nu visueel heel aanwezig in de installatie. De herkenbare look van de versterker en de connotaties daarvan heeft de kunstenaar evenwel nooit als een belangrijk aspect van het werk beschouwd. Vóór die versterker gekocht werd, werd het werk getoond met twee tegen elkaar geplaatste zwarte luidsprekers met versterker die toebehoord hadden aan de vader van Frank Theys. Ze konden niet meer worden gebruikt omdat ze vochtschade hadden opgelopen toen het werk nog bij de kunstenaar opgeslagen stond.

 

De huidige componenten van het werk

 

Het U-maticdeck

De Sony VP-2030 die in Oratorium gebruikt wordt, is één van de eerste generaties U-maticafspeeltoestellen die door Sony werd gemaakt. VP staat voor 'videoplayer', wat betekent dat het geen recorder was (VTR) maar eenvoudigweg een afspeeltoestel zonder opnamekoppen. Het omhulsel van het deck is van hout, metaal en plastic. De cassette wordt aan de bovenkant geladen, wat een erg belangrijk aspect van het werk is. Sterker nog, buiten hun erg verschillende uitzicht kunnen latere U-maticmodellen niet worden gemodificeerd om te worden gebruikt voor het werk: de cassette wordt via het frontpaneel geladen en dat systeem laat het niet toe om de tape af te spelen zonder cassette.

 

Om de tape naar buiten te halen, heeft Frank Theys het oorspronkelijke U-matictoestel, dat van de Audiovisuele Dienst van de Katholieke Universiteit Leuven komt, zelf gemodificeerd. Hij heeft een stuk uit het frontpaneel van het deck gezaagd en aan de binnenkant van het afspeeltoestel een systeem toegevoegd met lege, plastic spoelen van een U-maticcassette en enkele Meccano®-onderdelen. Het liftsysteem van het afspeeltoestel werd ook gemanipuleerd en buiten werking gesteld. Al die aanpassingen aan het afspeeltoestel werden uitgevoerd met de hulp van Miel Engelen, die toentertijd eigenaar was van 4E Technology (4E.be).

 

 (fig.4) De gemodificeerde opening van de U-maticspeler in Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors. Foto: Emanuel Lorrain.

 

De monitors

De huidige Profiline TV8121 zijn 15" zwart-witmonitors die worden verkocht door Abus - Security Center en ontworpen zijn voor videobewakingssystemen. Zoals reeds beschreven werd, zijn de technische eigenschappen ervan met betrekking tot input en output belangrijk voor de juiste bekabeling van de installatie. Om de eenheid van het werk te vrijwaren, is het ook essentieel dat de acht monitors identiek zijn en dat ze alle op de metalen onderstellen passen die speciaal voor het werk door M HKA werden vervaardigd volgens de instructies van de kunstenaar. Frank Theys vindt dat het minimalistische, sculpturale uitzicht van de huidige CCTV-monitors en hun grijze kleur goed bij het werk passen, omdat ze een eenvoudig standaarddesign hebben in vergelijking met de tv's die daarvoor werden gebruikt.

 

De versterker

De versterker die nu in het werk wordt gebruikt is een Marshall 4150 Club and Country Bass 100 W 4 x 10 Combo Compressor basversterker. Er is niet veel documentatie beschikbaar op het web over die versterker. Een reden daarvoor is dat het een bijzonder zeldzaam model is. Prijsindicaties op het web schommelen tussen 500 $ en 3.000 $, wat maakt dat het het duurste toestel van de installatie is als die vandaag op de tweedehandsmarkt gekocht moest worden. De versterker heeft een donkerbruine bekleding en een beige rooster met het gebruikelijke Marshall-logo erop. De fysieke aanwezigheid en de historische referentie die de versterker uitstraalt en dat zo'n karakteristiek beeld is in de rockmuziek, zijn visueel heel zichtbaar in de installatie.

 

De kabels

De stroom- en de video- en audiokabels beperken de omvang van de installatie en de afstand tussen de componenten. In de eerste plaats bepaalt de lengte van de multischakelaarstroomkabel de omtrek van de monitorcirkel. De afstand tussen de monitors wanneer ze ingeplugd zijn bepaalt de lengte van de audio- en videokabels die de monitors in serie met elkaar verbinden. De nieuwe video- en audiokabels (video en audio zijn samengevoegd met BNC en Cinchstekkers) werden vervaardigd door het bedrijf 4E voor de tentoonstelling bij argos in 2010 naar de wens van de kunstenaar om de kabels op één meter boven de grond op te hangen. De kabels hebben verschillende lengten, aangezien de afstand tussen de monitors niet helemaal gelijk is, maar afhankelijk is van de positie van de stekkers op de stroomkabel. De kunstenaar vindt het belangrijk dat de bezoeker zich een helder begrip vormt van hoe het audio- en videosignaal overgebracht worden naar de installatie, en daarom is één kabel in plaats van vele kabels die uit een distributiesignaalversterker komen een veel betere optie voor hem.

 

 (fig.5) De installatie toen die nog tentoongesteld werd met een TBC en een distributiesignaalversterker. Foto: Emanuel Lorrain.

 

3/4" U-maticvideotape

De originele mastertape werd opgenomen en gemonteerd op een U-matic BVU-cassette met de hulp van de Audiovisuele Dienst van de Katholieke Universiteit Leuven. In 2010 maakte Frank Theys een digitale submaster van de video in DV-formaat en bezorgde hij een kopie aan het M HKA. Die kopie is nu de duplicatiemaster die wordt gebruikt om een nieuwe U-matickopie te maken als dat nodig is. Op de tape van een U-maticcassette kan de twee minuten durende video verschillende keren worden gekopieerd. Om een lus te kunnen snijden, worden het begin en eind van elke kopie op de tape manueel gemerkt met respectievelijk een witte streep en twee witte strepen. De tape wordt dan in een hoek van 45° afgesneden om de spiraalvormige opnamemethode van het U-maticformaat te respecteren.

 

Het U-maticformaat werd in 1971 op de markt gebracht door Sony en is ook bekend als het 3/4”-formaat omwille van de breedte van de tape. In 1980 begon Sony met de commercialisering van het nieuwe Betacam-formaat en vanaf dat moment werd de U-matic almaar minder gebruikt bij televisie-uitzendingen. Vandaag de dag worden er geen U-maticafspeeltoestellen of -tapes meer geproduceerd. Er zijn nog U-matictapes verkrijgbaar op de markt, maar de prijs per cassette stijgt. Tijdens de recente tentoonstellingen in het M HKA en bij argos moest de tapelus verschillende keren worden vervangen. Om in de toekomst nieuwe lussen te kunnen maken, zou het M HKA een voorraad blanco U-matictapes moeten aanleggen en ten minste één goed U-maticafspeeltoestel met vervangkoppen opslaan.

 

 (fig.6) Frank Theys maakt een lus van de U-matictape voor de tentoonstelling in het M HKA in 2010. Foto: Emanuel Lorrain.

 

Bewaringsvraagstukken

 

Karige documentatie

Hoewel het werk in het verleden verschillende keren werd tentoongesteld en gemodificeerd zat er haast geen documentatie in de M HKA-dossiers. Foto's van vorige tentoonstellingen zijn zeldzaam. Bovendien bevatten die belangrijke fouten die hadden kunnen leiden tot ernstige misvattingen over hoe het werk zou moeten werken en hoe het eruit zou moeten zien. Vóór het Obsolete Apparatuur-project van start ging, waren die onvolkomen foto's de enige visuele documentatie van het werk in het M HKA.

 

Het meest sprekende voorbeeld is een foto van een eerdere tentoonstelling in het M HKA waarop de installatie met slechts zeven monitors wordt getoond, terwijl het vereiste aantal van acht monitors in de titel van het werk zelf wordt vernoemd en het een symbolische connotatie heeft. Voor de kunstenaar is de vorm van het cijfer '8' zoals een lus en zoals de wiskundige voorstelling van oneindig (∞), waarmee wordt verwezen naar de continue herhaling van geluid en videobeelden in de installatie. De onnauwkeurigheid van de foto was wellicht te wijten aan het feit dat, toen hij gemaakt werd, één van de tv’s tijdens de tentoonstelling reeds stuk was en weggehaald was zonder te zijn vervangen.

 

Op dezelfde foto staan twee tv's met van elkaar verschillende beelden. Waar enkele monitors de zanger met open mond toonde, toonde één ervan hem met gesloten mond. Ze toonden een ander tijdspunt op de video, omdat in normale omstandigheden hetzelfde videosignaal op alle acht monitors wordt getoond op hetzelfde moment. Inzoomen op de foto bracht aan het licht dat hij was bewerkt met behulp van Photoshop: in de kaders van de tv's waren videostills ingevoegd. De reden voor dat bedrog was wellicht dat het videobeeld niet zichtbaar was op de monitorschermen; ze stonden waarschijnlijk uit of ze waren te hel.

 

Dergelijke slechte documentatie zou toekomstige conservators of curatoren kunnen misleiden. Ze zouden onzeker zijn over de herkomst van het tweede signaal, of hoe een delay tussen twee monitors werd gecreëerd. De ontdekking van die karige documentatie was de reden waarom het werk door de kunstenaar gefilmd en uitgebreid gefotografeerd werd tijdens de tentoonstelling in het M HKA in 2010. Bijkomende documentatie werd gecreëerd tijdens de tentoonstelling bij argos in 2010: in samenwerking met de kunstenaar werden videodocumentatie, richtlijnen en plannen gemaakt. Al die nieuwe documenten werden toegevoegd aan het museumdossier, en de gephotoshopte foto werd verwijderd.

 

Slijtage aan apparatuur

Eén van de belangrijkste problemen om Oratorium draaiende te houden, is de slijtage door gebruik bij tentoonstellingen. Het U-maticafspeeltoestel (dat niet nieuw was toen het werk werd gemaakt) is niet bestand tegen non-stop draaien gedurende weken en maanden, acht uur per dag. Hoewel sommige onderdelen gevoeliger zijn aan slijtage, zullen ze alle beschadigd worden door een dergelijk frequent gebruik. De magnetische leeskoppen zullen snel verslijten en uiteindelijk niet meer in staat zijn om een signaal weer te geven dat goed genoeg is. Mechanische onderdelen zullen ook eroderen. Motoren en elektronische componenten van het afspeeltoestel zullen geleidelijk aan problemen ondervinden. Aangezien een stuk van het omhulsel van het deck verwijderd werd om de loop van de tape aan te passen, worden de componenten binnenin niet meer beschermd tegen stof en vuil in de lucht die zich makkelijk verzamelen op elektronische componenten en mechanische onderdelen en het verval versnellen.`

 

De tape zal die verslechtering van het afspeeltoestel nog versnellen door het verlies van kleine deeltjes als gevolg van de frictie van de ijzeren statieven, en als gevolg van het stof dat zich verzamelt in de tentoonstellingsruimte. Koppen lopen snel vast en moeten worden gereinigd tijdens de tentoonstelling. Om dat proces te vertragen en een zachter tapecircuit te creëren, werden plastic buisjes bevestigd op de statieven voor de tentoonstelling in het M HKA. Voor de tentoonstelling bij argos werden de plastic buisjes vervangen door Teflon-buisjes (polytetrafluoretheen) omdat Teflon een lagere frictiecoëfficiënt heeft dan plastic. Die zachte optimalisering, uitgevoerd met de instemming van de kunstenaar, zorgt ervoor dat de tape minder 'krasserig' is voor de videokoppen en dat de beperkte levensduur enigszins verlengd wordt.

 

 (fig.7) Teflon tubes placed on the music stands for the exhibition of Oratorium For Prepared Video player And Eight Monitors at Argos - Centre for Art and Media in 2010. Photo: Emanuel Lorrain.

 

De elektronenkanonnen en de vacuümbuis van een CRT-monitor hebben ook een beperkte levensduur. De gemiddelde levensduur wordt vaak vastgelegd op 30.000 uur; dat zou meer kunnen zijn, maar ook minder. Zelfs als een CRT het 30.000 uur uithoudt, zal het elektronenkanon toch niet meer genoeg elektronen produceren om een bevredigend beeld op te leveren nog vóór dat aantal uren bereikt wordt. De gloeidraden van de elektronenkanonnen zouden zelfs door kunnen breken en als gevolg daarvan de monitor onherstelbaar beschadigen. De slijtage van de fosforlaag op de buis maakt de monitor op een bepaald punt ook onbruikbaar. In het bijzonder met een vrij statisch beeld als dat in Oratorium is een inbrandeffect (een spookbeeld dat achterblijft op het scherm) een bestaand risico.

 

Om de levensduur van de monitors zo lang mogelijk te verlengen, zou het museum altijd het laagst mogelijke contrast en de laagst mogelijke helderheid moeten gebruiken die aanvaardbaar is voor het werk, aangezien een groot contrast en een hoge helderheid de CRT-buis het felst doen verslijten. Omdat de fosforlaag meer elektronen opvangt als die instellingen hoog zijn, zal ze sneller verouderen. Dat geldt ook voor het elektronenkanon zelf dat meer elektronen zal moeten produceren om voor meer helderheid en contrast te zorgen. Vroeger vervingen sommige fabrikanten het kanon als de buis of het elektronenkanon van een tv versleten was. Dat is vandaag de dag niet langer een optie, behalve wanneer je een beroep doet op de diensten van enkele kleine bedrijven die daar veel geld voor vragen zonder garantie op een bevredigend resultaat. Bovendien is het, zelfs met geschikt gereedschap, wellicht onmogelijk om een goed vervangkanon te vinden. Een andere gebruikelijke opfrisprocedure voor een zwakke CRT-monitor bestaat erin om een buisverjonger te gebruiken en zo de levensduur van het elektronenkanon te verlengen. Ook bij een dergelijke operatie wordt succes niet gegarandeerd, en als ze toch slaagt, zou het gunstige effect ervan slechts korte tijd duren.

 

Falende apparatuur

Net vóór de opening in het M HKA in 2010 hield de U-matic op met naar behoren te functioneren. De technicus Jan Donvil (4E) kwam naar het museum om de oorzaak van het probleem te achterhalen. Hij oordeelde dat het defect niet op tijd vóór de opening van de tentoonstelling kon worden gerepareerd. Met één van de reserveafspeeltoestellen van hetzelfde model die in het M HKA beschikbaar waren, bouwde Jan Donvil een werkende unit. Aangezien de kunstenaar het oorspronkelijke U-maticafspeeltoestel gemodificeerd had, impliceerde de vervangingsprocedure meer dan slechts het reservetoestel installeren in de plaats van het andere; enige modificatie aan het tapecircuit en de behuizing waren noodzakelijk. Het reservetoestel werd getest en gereinigd door Jan Donvil zodat het als backupafspeeltoestel zou kunnen worden gebruikt als er een probleem optrad in de toekomst, maar slechts met de intentie om het later te gebruiken. Jammer genoeg kwam die 'toekomst' sneller dan verwacht.

 

Een week na vervanging van het afspeeltoestel begaven de koppen van het pas gemodifieerde toestel, en werd Jan Donvil weer opgebeld. Hij verving de bovenste trommel van de reserve-unit met die van de originele unit. De herbouwde machine bleek veel gevoeliger te zijn aan elke onnauwkeurige tapespanning dan de originele machine, d.w.z. wanneer de tape niet strak genoeg of te strak was, werden te veel storingen zichtbaar in het beeld op de monitors. De hoogte en de plaatsing van het statief het dichtst bij de ingang van het U-maticdeck zijn heel belangrijk voor het verkrijgen van de juiste spanning. Zelfs wanneer de vereiste hoek van 45° aan beide zijden gerespecteerd wordt, moeten de statieven bij de installatie van het werk enigszins worden verplaatst om de juiste spanning te verkrijgen. Die spanning kan niet exact worden gedocumenteerd precies omdat het heel intuïtief is en afhankelijk is van de positie van alle acht onderstellen en van de baan van de tape.

 

Omgang met het werk

Bij het onderhoud, de installatie of de tentoonstelling van een werk als Oratorium kunnen elektronische toestellen het slachtoffer worden van een foutieve omgang, zoals vallen, gebruikt worden met verkeerde dragers, aangedreven worden met een verkeerd voltage of met een slechte elektrische installatie wat resulteert in stroomschommelingen in het toestel... Povere veiligheidsvoorzieningen in de tentoonstellingsruimte kunnen de kans verhogen dat een bezoeker een monitor omstoot of de tape aanraakt. Als Oratorium tentoongesteld wordt, dan is de aanwezigheid van een bewaker aanbevolen om ervoor te zorgen dat niemand probeert om de apparatuur aan te raken; de tape aanraken om te zien of dat het videobeeld verandert, zou aanlokkelijk kunnen zijn voor een nieuwsgierige en onvoorzichtige bezoeker. Om die reden stipuleert de bruikleenovereenkomst tussen argos en het M HKA dat het werk permanent moest worden bewaakt. Zoals gezegd is het starten van de Oratorium-videospeler om de videotapelus te laten lopen op zich al moeilijk en riskant genoeg omdat de juiste tapespanning zo cruciaal is. Stafmedewerkers die verantwoordelijk zijn voor het aansturen van de apparatuur moeten speciaal worden getraind en zouden minstens met zijn tweeën moeten zijn om de installatie te starten. Het is cruciaal om ervoor te zorgen dat de tape niet van de statieven afloopt en zichzelf oprolt in het U-maticafspeeltoestel waar het makkelijk een mechanisch onderdeel of de gevoelige ferrietlaag van de leeskoppen zou kunnen beschadigen.

 

Conserveringsstrategieën

 

Enkele algemene bedenkingen

In het interview met Bruce Nauman dat gereproduceerd werd door Pip Laurenson in haar tekst Authenticity, Change and Loss in the Conservation of Time-Based Media Installations, zegt de kunstenaar over de conservatie van zijn werk Art Makeup:

"Ik denk dat wanneer je bezig bent met het onderhouden van bepaalde technologieën die vrijwel helemaal verdwenen zijn, je dan moet beslissen of ze werkelijk deel uitmaken van het werk dan wel of ze vervangen kunnen worden." (Laurenson, P. 2006)

 

Toegepast op de apparatuur in de installatie van Frank Theys worden de vragen wat "kan worden vervangen" en "werkelijk deel uitmaakt van het stuk" worden ten dele beantwoord door de titel van het werk zelf. Zelfs vóór we het werk zien, weten we dat een geprepareerde videospeler en acht monitors deel zullen uitmaken van wat we zullen zien en dat Oratorium speciaal gecreëerd werd voor die toestellen. Terwijl voor heel wat video-installaties het oorspronkelijke weergavesysteem van het werk (videotape, Laserdisc, ...) vaak op een bevredigende manier kan worden omgezet naar een nieuwere technologie als DVD-spelers, computers en flashcardspelers, is dat hier niet het geval. Strategieën als een volledige of gedeeltelijke omzetting op nieuwe dragers en naar nieuwe technologieën zijn niet aangepast aan de weergave- noch aan de afspeelapparatuur van Oratorium. Zij bepalen er de historiciteit en het uitzicht van, en zijn een integraal deel van het concept. In geen enkel opzicht kan een LCD- of een plasmascherm de acht kubusvormige CRT-monitors vervangen. Zelfs los van deze esthetische en ethische bekommernissen zou het werk eenvoudigweg niet meer werken zonder de originele apparatuur.

 

Een uitzondering zijn de versterker en de luidsprekers die al een keer werden vervangen toen het werk werd aangekocht. De kunstenaar liet blijken dat als het huidige model onherstelbaar stuk zou raken (wat op dit moment onwaarschijnlijk is omdat alle wisselstukken zoals lampen nog steeds makkelijk verkrijgbaar zijn) dan zou elke basversterker uit dezelfde periode en met vergelijkbare afmetingen en een vergelijkbare kleur aanvaardbaar zijn als vervanging. Voor M HKA is het een meevaller, omdat de prijs van dezelfde versterker hoger zou kunnen zijn dan de prijs die het museum in 2004 betaald heeft voor de aankoop van het werk (2.000 €). Hoewel hij vervangbaar is, zou de rock-'n-rollreferentie van de Marshall-versterker moeten worden behouden. In combinatie met de 'religieuze' connotaties van de titel van het werk accentueert de versterker de interessante botsing die zich voordoet wanneer de 'popcultuur' van voetbal en rockmuziek wordt gemixt met het zingende koor en het altaardecor. Nadat we dit voor ons belangrijke aspect aan Frank Theys hadden uitgelegd, bevestigde hij zelfs dat die referentie van bij het begin (op de achtergrond) bestond omdat zijn vader de originele zwarte luidsprekers gebruikte toen hij in een band speelde. Hij voegde er aan toe dat een nieuwe versterker dezelfde vertrouwde look moest hebben die een zeer gangbare culturele referentie aan het werk toevoegt.

 

 (fig.8) De Marshall-versterker van Oratorium For Prepared Video Player And Eight Monitors tijdens de tentoonstelling Collectiepresentatie XXV in 2010 in het M HKA, Antwerpen. Foto: Emanuel Lorrain.

 

Emulatie3 van het werk

Bij de start van het onderzoeksproject werd de simulatie van de functionaliteit van de installatie en de apparatuur beschouwd als een mogelijkheid om het kunstwerk te preserveren. Een dummytape zou doorheen de installatie lopen terwijl een gedigitaliseerde versie van de video werd getoond met behulp van een verborgen afspeeltoestel. Later, bij gesprekken daarover met de kunstenaar, bleek dat dat geen aanvaardbare oplossing was; het publiek niet laten zien hoe het videobeeld verscheen, druiste in tegen de oorspronkelijke intentie van het werk welke precies is het mechanisme ervan bloot te leggen. Zowel de visuele verbinding tussen het videobeeld en zijn drager als de verschillende videodrop-outs die veroorzaakt worden door het onstabiele tapecircuit zouden verloren gaan. De variabele beeldtrillingen die worden veroorzaakt door de onstabiele transmissie van het videosignaal maken integraal deel uit van het werk, wat vandaag de dag - in onze binaire wereld - een nog belangrijkere rol speelt in zijn 'magie'. Toen er bij argos pogingen werden ondernomen om sequenties van de videolus te digitaliseren, bleek de opnamesoftware bovendien niet in staat om de verschillende video-artefacten te registreren die zichtbaar waren op het scherm. De monitors zelf produceren die 'storingen' wanneer ze signaalverlies interpreteren. Het leek of het werk zelf weigerde om zich te laten digitaliseren en het zijn analoge karakter opnieuw bevestigde - slechts zichtbaar als een U-maticspeler en CRT-monitors worden samengebracht. Dat is één van de redenen waarom het operationeel houden van obsolete weergave- en afspeelapparatuur van een installatie zo essentieel is.

 

Apparatuur verzamelen

Aangezien alle apparatuur die wordt gebruikt in Oratorium het uiteindelijk zal laten afweten en op een bepaald punt zelfs onherstelbaar zal zijn, zal ze moeten worden vervangen door andere units. Het is nu al onmogelijk om welk toestel ervan dan ook nieuw te kopen bij de fabrikanten. Dat maakt van de aankoop van alle beschikbare units op de tweedehandsmarkt en in de 'nieuwe oude voorraden' een dringende taak.

 

Wat televisie-uitzendapparatuur betreft zoals professionele monitors en U-matictoestellen heeft het Obsolete Apparatuur-project aangetoond dat het soms beter is om zich niet alleen te verlaten op oplossingen als eBay (dat uiteraard een geweldig kanaal is om apparatuur te vinden) om de juiste toestellen te vinden, maar dat het in plaats daarvan vaak meer vruchten afwerpt om te zoeken naar lokale apparatuurpools zoals tv-stations, universiteiten, archieven, ... die hun audiovisuele infrastructuur vernieuwen. Tijdens de duur van het onderzoeksproject konden er bij verschillende gelegenheden extra U-matictoestellen via dergelijke instellingen worden verkregen. Naast de doorgaans lagere kostprijs is apparatuur van professionele studio's vaak in betere staat - tenzij ze intensief werd gebruikt. Dat is dankzij de regelmatige onderhoudsbeurten door interne technici.

 

Hoewel er al twee extra U-matictoestellen (met de lader aan de bovenkant) bij M HKA staan, zijn er slechts acht monitors van het type dat nu wordt gebruikt. Dat betekent dat een defecte monitor niet zou kunnen worden vervangen. De productie van de Abus Profiline TV8121 werd net als die van elk ander type CRT-monitor stopgezet. Het is bijzonder moeilijk om exact hetzelfde model te vinden, zelfs op de tweedehandsmarkt. Voor M HKA zou het beter zijn om een vaker verkocht en bekender merk van professionele monitors te kopen als reservemonitor, zoals JVC of Sony. Allereerst bestaat er voor een toestel dat in verschillende domeinen wordt gebruikt (tv-stations, ziekenhuizen, ...) meer kans dat het opduikt in een 'nieuwe oude voorraad' of op de tweedehandsmarkt. Ten tweede maakt het kopen van bekende merken het makkelijker om reserve-onderdelen en technische documentatie over de toestellen te vinden (bv. forumconversaties over een terugkerend defect). Uiteraard zou een museum zo veel identieke reservemonitors moeten kopen als mogelijk is om niet in een situatie te belanden zoals met de vorige JVC-tv's als één van de monitors defect is.

 

Zoals al vermeld lijden alle elementen van de apparatuur onder het gebruik en zouden ze defect kunnen raken, maar sommige sleutelonderdelen waarvan de extreme breekbaarheid bekend is, zouden als eerste moeten worden verzameld. Met dat voor ogen heeft Paul Klomp als onderdeel van het Obsolete Apparatuur-onderzoeksproject een Proposal for Component Level Risk Analysis gecreëerd. In Oratorium is gebleken dat leeskoppen één van de onderdelen zijn die het meest waarschijnlijk problemen zullen ondervinden. Voor andere onderdelen is de kwestie ingewikkelder omdat elk toestel zijn eigen bijzondere zwakheden heeft wat te wijten is aan het verschil in ontwerp of aan de fabrikanten van componenten. De terugslagtransformator (die een hoge voltage genereert in de CRT) en de kathodestraalbuis zijn bij defect de meest problematische onderdelen. In plaats van reserve-onderdelen voor monitors en zelfs videodecks te verzamelen, is het aanbevolen om de complete toestellen te verzamelen. Reservekathodestraalbuizen en -terugslagtransformatoren kopen zou uiteindelijk duurder en riskanter kunnen zijn dan het verzamelen van complete toestellen omdat de kwaliteit ervan niet kan worden gecontroleerd. Defecte apparatuur zou ook moeten worden bewaard omdat ze kan worden gebruikt om reserve-onderdelen uit te halen en er andere apparatuur mee te repareren (zoals met het videodeck van het M HKA).

 

Opslag en onderhoud

"Het belang van het verzamelen en opslaan van apparatuur werd veel te lang onderschat. Hoewel opslag de gebruikelijke benadering is van een museum, is het nooit de gewoonte geweest om alle aanverwante apparatuur voor mediakunstwerken te verzamelen. Vaak gebeurt het dat niet alle vereiste apparatuur voor een installatie beschikbaar is en/of wordt de apparatuurpool gebruikt voor de tentoonstelling van een aantal kunstwerken." (Wijers, G. 2010)

 

Het verzamelen en opslaan van elektronische apparatuur is inderdaad vrij nieuw voor musea die het meer gewend zijn om traditionele artefacten te bewaren waarvoor conserveringsstrategieën door de jaren heen werden uitgewerkt. De opslag van apparatuur stelt evenwel niet meer eisen dan die van andere soorten objecten en materialen. De meeste gevaren voor apparatuur hebben dezelfde oorsprong: opslagcondities (vocht, temperatuur, stof, ...), omgevingsfactoren zoals zonlicht (vergelen en verbleken van de kleuren van de behuizing) of zuurstof (degradatie van rubberen riemen), veroudering (verlies van een gedetailleerde componentenbeschrijving) en natuurlijke fenomenen als corrosie of oxidatie. Als de apparatuur niet op de vereiste manier opgeslagen wordt, is dat vaak omdat de instelling die ze verzamelt ze niet ziet als een integraal deel van het werk.

 

Toen het oorspronkelijke U-matictoestel van Oratorium uit de opslagplaats gehaald werd voor de tentoonstelling in het M HKA was het duidelijk dat de opslagcondities slecht waren. In het deck zat heel wat stof, dat heel waarschijnlijk het eerste defect veroorzaakt heeft vóór de opening van de tentoonstelling in het M HKA. Als stof in het toestel terechtkomt, heeft het verschillende ongunstige effecten. Het hoopt zich op in de mechaniek van het deck en op de leeskoppen wat het functioneren ervan bemoeilijkt. Stof is in het algemeen slecht voor elk onderdeel van welk elektronische apparaat dan ook. Het drijft de binnentemperatuur op en verhindert een adequate afvoer van warme lucht, wat heel belangrijk is voor de levensduur van de componenten. Stof verzamelt ook vocht dat geleiding en elektrostatische ontladingen kan veroorzaken in de apparatuur. Andere voorbeelden van ongunstige effecten die te wijten zijn aan stof bestaan er voor elk type toestel.

 

Alle apparatuur voor Oratorium en de reserve-apparatuur zou moeten worden opgeslagen op degelijke rekken in een goed geklimatiseerde ruimte. Ze zouden moeten worden beschut tegen stof en andere externe dreiging. Dat kan worden bereikt door ze in dozen of verzegelde zakken te stoppen. Na de tentoonstellingsperiode zouden ze moeten worden gereinigd en nagekeken om ze in de best mogelijke condities op te slaan. Betere opslagcondities en zorg verkleinen de noodzaak van een interventie door een technicus. Voor elk defect aan de U-maticdeck een technicus laten komen, was een aanzienlijke kost voor M HKA, in het bijzonder toen de interventie dringend was omdat de opening van de tentoonstelling naderde. Uiteraard zullen zelfs in perfecte opslagcondities sommige componenten van de apparatuur oud en onstabiel worden en defecten (bv. een lekkende condensator of batterij) veroorzaken. Een degelijke opslag en een degelijk onderhoud zullen dergelijke effecten evenwel helpen uitstellen.

 

De apparatuur aanzetten?

Hoewel periodes van niet-gebruik de levensduur van sommige onderdelen van de apparatuur verhogen (bv. leeskoppen of CRT's), ontstaan sommige defecten ook door een te lange opslagperiode en niet-gebruik. Er zijn weinig statistieken en onderzoek over aan niet-gebruik te wijten defecten voor elektronische toestellen, maar wel werd tijdens het Obsolete Apparatuur-onderzoeksproject enige informatie verzameld uit de ervaringen van elektronicatechnici en -ingenieurs. Op basis van interviews met hen werd duidelijk dat het, omwille van de eigenschappen van bepaalde componenten, een heilzame procedure zou kunnen zijn om apparatuur die lange tijd in kisten zit regelmatig aan te zetten. Die handeling zou het voor elektronische componenten met een hoge uitvalsgraad zoals condensatoren mogelijk maken om hun eigenschappen langer te bewaren en dus herstelling te vermijden. Dat kan ook ten goede komen aan mechanische onderdelen zoals rolletjes en rubberen riemen in het U-maticdeck omdat het hen in staat stelt hun vorm en beweeglijkheid te behouden.

 

Er bestaat evenwel geen wetenschappelijke achtergrond voor een mogelijk routine-onderhoud van die aard, noch bestaan er exacte cijfers over hoe regelmatig en voor hoe lang de apparatuur zou moeten worden aangezet. De informatie die afkomstig is uit de interviews met technici en ingenieurs geeft tijdsduren aan van één keer per maand gedurende één uur tot één keer per jaar gedurende een halve dag. Een dergelijke berekening is een compromis tussen het maximaal aantal bedrijfsuren van een toestel en de defecten die te wijten zijn aan een te lange periode van inactiviteit. Als een verzamelende instelling als het M HKA een dergelijke routine implementeerde voor haar apparatuurpool, dan zouden de middelen met betrekking tot tijd of personeel waarschijnlijk de meest beslissende factor zijn. De apparatuur regelmatig aanzetten zou een manier kunnen zijn voor het M HKA om toe te zien op haar collectie en een defect toestel te ontdekken dat een onderhoudsbeurt nodig heeft dan wel op termijn gerepareerd of vervangen moet worden. Het belangrijkste argument tegen een dergelijke werkwijze is dat bijkomende manipulaties het risico op een verkeerde omgang doet toenemen.

 

In zijn Electronic Failure Analysis Handbook houdt Perry L. Martin een pleidooi tegen dergelijke regelmatige processen bij het opslaan van elektronische apparatuur: "Het is aanbevolen om opgeslagen componenten en systemen niet periodiek te testen. Historische cijfers tonen aan dat defecten ontstaan als gevolg van testprocedures. De oorzaken van vele defecten waren testprocedures, testapparatuur en fouten van de operator." (Martin, P.L. 1999). Hoewel de opmerking van Perry L. Martin heel zinnig is, is in de context van kunstwerken die specifieke, obsolete apparatuur gebruiken het kunnen identificeren van een defect toestel misschien wel de beste kans om een oplossing te vinden vóór het te laat is - of dat nu herstelling is of vervanging van een toestel. Het regelmatig nakijken zou verdere aftakeling van de apparatuur kunnen voorkomen. Als bijvoorbeeld een defecte condensator die een beeldfout veroorzaakt in een vroeg stadium gedetecteerd wordt, kan die worden verwijderd vóór hij in het toestel gaat lekken en andere problemen veroorzaakt of permanente schade berokkent aan omliggende componenten. Dat zou de herstelling nog moeilijker of zelfs onmogelijk maken.

 

 (fig.9) Een defecte condensator in het voedingsblok van een computer. Foto: Emanuel Lorrain.

 

Technische documentatie verzamelen

Technische documentatie verzamelen is nauw verbonden met het onderhoud en de opslag van een kunstwerk dat elektronische apparatuur gebruikt. Daarom zou de complete documentatie van het werk ook de gebruiks- en onderhoudshandleidingen moeten bevatten van elk toestel dat deel uitmaakt van Oratorium. Los van de vraag of die nu moeten worden bewaard bij de overige documentatie of in een aparte technische bibliotheek, het museum zou ze moeten verzamelen omdat ze nuttige en kritische informatie bevatten (zoals de ideale relatieve vochtigheidsgraad en temperatuur voor opslag, instructies over de instellingen, referenties van onderdelen, schema's, ...). Onderhoudshandleidingen zijn noodzakelijk voor het onderhoud van en het oplossen van problemen met apparatuur. Wanneer de apparatuur moet worden gerepareerd kan het bezit van de technische documentatie een behoorlijke tijdswinst opleveren met betrekking tot de werkuren van de technicus en daardoor de reparatiekosten verlagen. Als de technicus zelf een handleiding moet zoeken, een deel van het circuit zelf moet opsporen of de referentie van een onderdeel moet opzoeken, dan zal de uiteindelijke kostprijs wellicht veel hoger liggen.

 

Het goede nieuws is dat het web het makkelijker heeft gemaakt om technische documentatie en informatie te vinden voor een groter aantal obsolete apparaten. Wanneer de fabrikanten niet langer documentatie voorzien, zijn er nog heel wat pistes om er aan te raken: eBay, gratis online-informatiecentra met handleidingen, doorverkopers van gedigitaliseerde kopieën, ... Voor oude en zeldzame apparatuur als het U-matictoestel zijn er collectorwebsites als LabGuy's World voor videotoestellen, en andere kanalen als liefhebbersfora en discussieplatformen zoals Old VTR's Group, die vaak een hulp zijn bij het vinden van ontbrekende documentatie. Die netwerken bestaan voor haast elke soort apparatuur. Schema's van bijvoorbeeld de Marshall-versterker werden tijdens het onderzoek gevonden in de vorm van een gratis downloadbaar document van de Amp Archives-website ( AmpArchives.com).

 

Maar zelfs met het web kan het vinden van documentatie over apparatuur die wordt verkocht door kleine merken als de Abus-Profilinemonitors van Oratorium problematisch blijven. Terwijl de gebruiksaanwijzing gratis kon worden gedownload van de website van het bedrijf, was de overige documentatie niet te vinden op het internet. Zelfs de fabrikant kon ze niet meer leveren. De enige mensen die toegang hebben tot die documenten maken deel uit van de onderhoudsdienst van de fabrikant die geen onderhoud meer aanbiedt zodra de garantieperiode afgelopen is. Zoals reeds gezegd is dat een argument pro wijdverbreide merken en modellen.

 

Een netwerk van ervaren technici uitbouwen en hun kennis verwerven

Zodra de verzamelende instelling de benodigde documentatie bezit, heeft ze iemand nodig met specifieke kennis om ze uiteindelijk te kunnen gebruiken. Veroudering maakt het niet alleen moeilijk om reservetoestellen en -onderdelen te vinden, maar maakt het ook moeilijker om de mensen te vinden met de vereiste vakkennis om die analoge apparatuur te bedienen en te onderhouden. Die mensen genieten nu pensioen en de nieuwe generaties elektronica-ingenieurs leren niet altijd meer hoe ze moeten omgaan met componentenelektronica. Tot nu toe is het bedrijf 4E er in geslaagd om voor elk probleem met Oratorium het nodige onderhoud en de nodige reparatie uit te voeren. Aangezien Miel Engelen (de vorige directeur van 4E) Frank Theys in 1989 heeft geassisteerd met de originele modificaties aan het U-maticdeck is 4E een goede oplossing en partner. Miel Engelen geniet reeds pensioen en gelukkig heeft Robert Vander Meulen het bedrijf overgenomen en Jan Donvil het onderhoud van Oratorium telkens wanneer er een probleem is met het werk. De kans is evenwel reëel dat op een dag niemand bij 4E in staat zal zijn om het M HKA te helpen. Om zich daarop voor te bereiden, moet het museum alternatieve opties zoeken, en moet het intern zo veel mogelijk kennis vergaren over hoe het werk functioneert om er zeker van te zijn dat die kennis (en het werk) niet verloren gaat.

 

 (fig.10) Frank Theys en een technicus controleren de binnenkant van een afspeeltoestel tijdens de installatie van het werk in het M HKA in 2010. Foto: Emanuel Lorrain.

 

Conserveringsbudgetten voor apparatuur

De bewaring van Oratorium voor lange termijn zal onder andere een investering in reserve-apparatuur vereisen. Aangezien het vinden van obsolete apparatuur in goede staat al een grote uitdaging is omwille van de tijd, kan een beperkt conserveringsbudget een ander belangrijk obstakel zijn. Als er bij de verwerving van een werk geen reserve-apparatuur gekocht wordt, kan een conserveringsafdeling alleen nog nieuwe apparatuur kopen wanneer het werk tentoongesteld moet worden. Dan kan het tentoonstellingsbudget worden gebuikt om reserve-apparatuur te verzamelen en zeker te zijn dat de apparatuur tijdens de hele duur van de tentoonstelling stand zal houden. Die economische realiteit bemoeilijkt snelle actie. Hoe langer je echter wacht, hoe zeldzamer de apparatuur spijtig genoeg wordt, hoe duurder ze wordt en hoe slechter de staat ervan is.

 

Oratorium heeft een actieve tentoonstellingsstaat sinds 2010, en volgend jaar zou het moeten worden getoond in het Caffa Art Museum van Beijing, China. Dat zou de geschikte gelegenheid zijn voor de conservator en het museum om te investeren in apparatuur, niet alleen voor die tentoonstelling, maar ook voor toekomstige tentoonstellingen.

 

Conclusie

In deze verhandeling zagen we dat de "ononderbroken verbinding tussen beeld en drager" en de inherente analoge hoedanigheid van Oratorium elke poging verwerpt om zijn componenten om te zetten of te moderniseren, waardoor de opslag van reserve-apparatuur en -tapes de enig mogelijke strategie is om een bevredigende langetermijnbewaring te bereiken.

 

Dat Oratorium deel uitmaakte van het Obsolete Apparatuur-onderzoeksproject als casestudy heeft het mogelijk gemaakt om een lijst op te stellen van de belangrijkste problemen die het M HKA zal ervaren bij het verder tentoonstellen van het werk. Het maakte het ook mogelijk om de stappen uit te zetten die nodig zijn om conserveringskwesties zo goed mogelijk te anticiperen. Gesprekken met de kunstenaar leverden een belangrijke bijdrage aan de beschrijving van wat de essentiële aspecten van het kunstwerk zijn en hoe belangrijk de apparatuur is om die te handhaven. De tentoonstellingen in het M HKA en bij argos maakten het mogelijk om de installatie van het werk te verfijnen en om documentatie aan te leggen over hoe het werk precies dient te worden geïnstalleerd. Nogmaals, de aanwezigheid van Frank Theys tijdens de installatie was daarbij waardevol. Een dergelijk onderzoeksproject, dat mogelijkheden biedt om de verschillende aspecten van een werk uitvoeriger te bestuderen, is een kans voor het museum en vooral voor het kunstwerk zelf en zijn toekomstige toeschouwers.

Zodra de meest geschikte behoudsstrategie voor een werk bepaald is, is het de plicht van het museum om die zo vlug mogelijk ten uitvoer te brengen. Uiteraard zullen met een werk als Oratorium budgettaire beperkingen dat niet altijd toelaten, maar er voor zorgen dat de opslagcondities voor de apparatuur goed zijn en dat het onderhoud en de installatie van het werk met omzichtigheid gebeuren, zijn niet noodzakelijk dure acties voor een museum. Dit gezegd zijnde, enkele preventieve maatregelen vereisen een regelmatige controle van de kritieke toestellen en de beschikbare hulpmiddelen met betrekking tot technische dienstverlening en voorradige reserve-apparatuur. Ze betekenen een voortdurende inspanning maar zijn belangrijk om het risico op toekomstige uitgaven voor reparatie of het kopen van apparatuur te reduceren. Bovenal vertragen ze het proces naar het noodlottige ogenblik wanneer apparatuur helemaal niet meer beschikbaar zal zijn en het werk slechts ten dele kan worden beleefd en bestaat in één of andere vorm van documentatie.

 

Dankbetuiging

In de eerste plaats wil ik Rony Vissers danken voor de revisie van deze tekst en Frank Theys, Christine Lambrechts (M HKA), Andrea Cinel (argos) en Bram Walraet (argos) voor hun steun en input bij elke tentoonstelling van Oratorium tijdens het project. Een woord van dank ook aan alle externe experts en iedereen in België en Nederland die betrokken was bij het onderzoeksproject Obsolete Apparatuur, in het bijzonder Gaby Wijers en Paul Klomp van het Nederlands Instituut voor Mediakunst in Amsterdam en Barbara Dierickx van PACKED vzw. Uiteraard wil PACKED vzw ook haar dank betuigen aan het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap dat dit project financieel heeft ondersteund, en ten slotte aan Joanna Phillips en de Electronic Media Group voor hun uitnodiging om ons werk voor te stellen op de EMG-meeting in Philadelphia en in de EMG-publicatie.

 

Voetnoten:

 

 

  • 1. De casestudy's zullen samen met artikelen, richtlijnen en andere hulpmiddelen die werden verzameld tijdens het project worden gepubliceerd en toegankelijk gemaakt op de PACKED-website (Packed.be). Delen van dat materiaal staan reeds online en het overige volgt aan het eind van 2011.
  • 2. In de tekst zal Oratorium worden gebruikt in plaats van de volledige titel van het werk.
  • 3. Hier verwijst de term 'emulatie' naar de definitie van het Variable Media Network: "Een werk emuleren is een manier bedenken om de oorspronkelijke look van het werk te imiteren met volstrekt verschillende middelen." (VariableMedia.net).
logo vlaamse overheid