IMAP Preserveringshandboek

Mediakunst plaatst ons voor een uniek en veranderend geheel van uitdagingen met betrekking tot het preserveren (maar ook het tentoonstellen en het verzamelen). Al vier decennia lang maken kunstenaars elektronische werken, gaande van single-channel-video tot kunst op basis van digitale broncodes. Ze plaatsen verzamelaars en tentoonstellingsmakers voor nieuwe problemen, en vragen om nieuwe praktijken en vocabularia. De variabele ecologie van mediakunst, met haar reproduceerbare vormen, veranderende technologieën en veranderbare contexten, is één van haar meest dynamische eigenschappen; die variabiliteit stelt haar tevens voor een uitdaging.

PACKED publiceert in de vorm van een online handboek een Nederlandse vertaling van het onderdeel over de preservering van mediakunst uit de EAI Online Resource Guide for Exhibiting, Collecting & Preserving Media Art. Deze tekst werd oorspronkelijk geschreven door Independent Media Arts Preservation, Inc. (IMAP), en zal doorheen de tijd door PACKED en in overleg met IMAP worden aangevuld met eigen informatie (actualiseringen, interviews, case studies, …).

IMAP is een dienstverlenende en educatieve non-profitorganisatie uit New York, die zich sinds 1999 inzet voor het behoud van niet-commerciële elektronische media. EAI (Electronic Arts Intermix), net als IMAP een Newyorkse niet-commerciële organisatie, distribueert en bewaart een grote verzameling nieuwe en historische videokunstwerken. Het is sinds 1971 één van de drijvende krachten in de Verenigde Staten achter het creëren, tentoonstellen, distribueren en conserveren van videokunst, en meer recent ook van digitale kunstprojecten.

Het IMAP Preserveringshandboek bevat een verscheidenheid aan belangrijke informatie over de preservering van zowel single-channel-video’s, computergebaseerde werken als installaties: 
- best practices; basisvragen; planningsprocessen; budgetten; overeenkomsten en rapporten; richtlijnen voor apparatuur en techniek;
- interviews met kunstenaars, tentoonstellingsmakers, docenten, verzamelaars, conservators, archivarissen, technici, academici en andere experts in het veld;
- case studies van belangrijke projecten en organisaties;
- moeilijk te vinden en out-of-printartikels, conferentiepapers en essays.

Door toegang te verlenen tot basisinformatie en kritische teksten, en recente ontwikkelingen aanschouwbaar te maken, hopen we het proces van het preserveren van mediakunst inzichtelijk te maken, en te demystifiëren.

 

Guideline: 

Single-channel-video

Guideline: 

Inleiding

Single-channel-videokunstwerken worden gecreëerd met behulp van technologieën die oorspronkelijk bedacht werden om vluchtig te zijn. Het videosignaal zelf begon zijn technologisch bestaan in de vorm van televisie, een medium ontworpen voor de live overdracht – en niet voor het permanente behoud – van beelden. Videobanden werden geïntroduceerd in 1956, enkel met de bedoeling live televisieprogramma’s op te nemen voor heruitzending op een later tijdstip. In het algemeen moesten videobanden niet langer meegaan dan enkele uren. Dvd’s, die vaak als ‘blijvend’ worden beschouwd, hebben stabiliteitsproblemen die nog maar sinds kort zichtbaar worden.

De laatste jaren heeft ook de veranderende weergavetechnologie het probleem ingewikkelder gemaakt. Veel videowerken zijn gemaakt met de specifieke kwaliteiten van de beeldbuis (CRT of cathode-ray tube) voor ogen. Maar beeldbuizen worden steeds zeldzamer, en zullen binnenkort commercieel niet meer beschikbaar zijn. Toch kunnen eenvoudige conserveringsacties en een doordachte langetermijnplanning verzekeren dat videokunstwerken overleven, en ook voor toekomstige generaties beschikbaar zullen blijven.

Dit onderdeel belicht problemen rond de conservering van videomateriaal, maar de informatie is ook nuttig voor het behoud van veel computergebaseerde werken en mediakunstinstallaties.

Guideline: 

Basisvragen

Bijna alle single-channel-videokunstwerken werden gemaakt op, en bestaan op dit moment ook alleen op, een extreem onstabiel medium, namelijk videotape. De hoofdreden voor die instabiliteit is de basissamenstelling van videotape. Tape bestaat uit magnetische deeltjes die ingebed zijn in een bindmiddel dat aangebracht werd op een plastic onderlaag. Deze componenten kunnen worden bedreigd door hitte, vochtigheid, schimmel, fysieke schade en blootstelling aan magnetische velden. Zelfs goed behandelde tapes hebben een relatief korte levensduur. Bovendien kan afspeelapparatuur voor verouderde formaten zeer moeilijk te vinden zijn.

De vragen hieronder dienen als richtlijn voor het evalueren van de risico’s die zich stellen voor de banden in een collectie. Ze helpen je ook een actieplan uit te stippelen dat ervoor moet zorgen dat de tapes in de toekomst behoorlijk worden bewaard.

Waarom verslijten videotapes?

Gezien de aard van de materialen waaruit zij bestaan, zijn alle magnetische tapes – of het nu gaat om audio- of videotape – vroeg of laat vatbaar voor chemisch verval. Oudere tapes kunnen gemaakt zijn met een acetaatbasis, waardoor ze kwetsbaar worden voor het azijnsyndroom. Bijna alle tapes zijn vatbaar voor een toestand die we kennen als ‘sticky shed’, waarbij de magnetische oxiden die de opgenomen informatie bevatten beginnen los te komen. Water en verontreiniging, zoals stof of schimmel, kunnen de tape fysiek beschadigen. En omdat een tape fysiek contact maakt met de kop van de videorecorder, verweert hij zelfs bij normaal gebruik. Slechte opslagomstandigheden en vuile of incorrect functionerende apparatuur eisen ook hun tol van tapes.

Hoe moet ik mijn videobanden opslaan?

De omgang met tapes zou in een propere omgeving moeten gebeuren, en net als boeken zouden tapes verticaal moeten opgeslagen worden, in doosjes en op metalen rekken. Open-reel (of reel-to-reel) tapes zouden glad en gelijkmatig moeten opgewonden zijn, en de einden moeten vastgekleefd worden met zuurvrije tape. Om toevallige uitwissing te voorkomen zouden de recording tabs op cassettes verwijderd of op ‘off’ moeten gezet worden. Tapes zouden altijd ver van sterke magnetische velden en in het bijzonder ver van computer- en videomonitors bewaard moeten worden.

Om blootstelling aan zonlicht te vermijden zouden opslagplaatsen zich ver van ramen moeten bevinden en koel, droog en stofvrij worden gehouden. Het ideale klimaat voor tapes en schijven is ongeveer 10°C met 40% relatieve vochtigheid. De stabiliteit van de omgevingsfactoren – d.w.z. minimale fluctuaties in temperatuur en vochtigheid – is uiterst belangrijk.

Moet ik mijn tapes terugspoelen nadat ik ze bekeken heb?

Ja. Het laadmechanisme van een videorecorder is bijzonder schadelijk voor het stukje tape dat zich tussen de twee spoelen bevindt. Tape wordt in dit deel van een cassette ook meer blootgesteld aan stof. Wanneer een tape teruggewonden werd blijft dit kwetsbare gedeelte meestal onbeschreven, zodat eventueel door het mechanisme veroorzaakte schade het opgenomen materiaal niet aantast.

Indien een tape niet tot het einde bekeken wordt kan je hem best eerst vooruitspoelen en daarna terugspoelen, om een gelijkmatige verdeling van de band te bekomen. Deze actie wordt ook aanbevolen voor tapes die zelden gebruikt worden, omdat een dergelijke ‘oefening’ de spanning van de opgewonden tape herverdeelt en voorkomt dat de band zou verslechteren of loskomen.

Ik heb enkele ongebruikelijke tapeformaten en kan geen machine vinden om ze op af te spelen. Wat kan ik doen?

In de vijfenvijftigjarige geschiedenis van videotapeproductie werden meer dan zestig formaten op de markt gebracht en weer vervangen (zie de formaatgids). Er bestaan een paar videolabs die gespecialiseerd zijn in obsolete formaten en apparatuur die in staat is signalen naar andere dragers om te zetten. Probeer een tape niet op een willekeurige machine af te spelen, maar speel hem pas af wanneer je zeker bent dat beide machines – die voor opname en die voor weergave – operationeel zijn.

Welke formaten zijn het meest bedreigd?

Omwille van hun leeftijd en de moeilijkheid functionele afspeelapparatuur te vinden, zijn 1/2” open reel en 2” Quadruplex de twee meest bedreigde formaten. Formaten die meer recent obsoleet geworden zijn, waaronder 3/4” U-matic en 1” Type C, hebben een lagere maar steeds groeiende risicofactor. Kleine cassetteformaten, zoals Hi-8 en MiniDV, hebben – gezien het extreem klein formaat van de tape- en cassettemechanismen – een relatief hoge risicofactor. Algemeen vereisen alle formaten waakzaamheid en zorg, en een regelmatige migratie naar een hedendaagse standaard.

Deze tape maakt een verschrikkelijk krijsend geluid wanneer ik hem probeer af te spelen. Wat gaat er mis?

Stop eerst en vooral met het afspelen van de tape: indien je blijft proberen zal je waarschijnlijk onherstelbare schade aanrichten. Het gekrijs is een gevolg van wat men het ‘sticky shed’-syndroom noemt, namelijk hydrolyse – en dus loskomen – van het bindmiddel van de tape.

Tape bestaat uit drie basiscomponenten: basis, bindmiddel en oxide. De basis is de onderlaag die de andere lagen ondersteunt; het bindmiddel wordt gebruikt om de oxidedeeltjes waarop de informatie opgenomen wordt op de basis vast te houden.

Indien het bindmiddel vocht opneemt kan het plakkerig worden; zowel bindmiddel als oxide kunnen dan van de basis loskomen. Wanneer de deeltjes zich in de videorecorder opstapelen veroorzaakt dit een krijsend geluid. Het lossen van bindmiddel en oxide resulteert in het verlies van opgenomen informatie: daarom is het noodzakelijk onmiddellijk te stoppen met het (proberen) afspelen van een krijsende tape.

Sommige tapes ruiken naar azijn. Is dit normaal?

De vroegste videotapes werden gemaakt op een basis van acetaat, en net zoals speelfilm op acetaatbasis zijn deze tapes kwetsbaar voor een type verval dat informeel het ‘azijnsyndroom’ wordt genoemd. In tegenstelling tot het ‘sticky shed’-syndroom (dat voortkomt uit de hydrolyse van het bindmiddel) duidt het azijnsyndroom op de hydrolyse van de basis, waarbij azijnzuurgas vrijkomt – vanwaar de typische azijngeur.

Wanneer de basis korrelig wordt en begint te krimpen, wordt correct afspelen steeds moeilijker, tot de tape uiteindelijk helemaal niet meer gebruikt kan worden. Je kan deze films best afzonderlijk in een omgeving met lage temperatuur en lage vochtigheid bewaren, om zo het verslechteringproces te vertragen en het gasvormende azijnzuur ervan te weerhouden andere films of tapes te besmetten. De opnames moeten zo snel mogelijk naar een recenter en stabieler formaat gekopieerd worden.

Wat moet ik doen bij schimmelvorming?

Eerst en vooral moet je weten dat schimmel zeer ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengt. Je behandelt beschimmelde tapes best zo weinig mogelijk. Indien dit toch gebeurt is waakzaamheid geboden. Beschimmelde tapes moeten afgezonderd worden van andere tapes: het best plaats je ze in plastic zakken, totdat een professional de banden kan schoonmaken. Ondertussen kunnen zakjes kiezelzuurgel bij de tapes geplaatst worden om de schimmel te stoppen; kiezelzuurgel vind je in archiefspeciaalzaken. Denk eraan dat deze kiemvertraging – en de mogelijke gevaren van schimmel – enkel kan bevestigd worden door professionele testen in een laboratorium. De meeste centra die rond archieftransfer werken kunnen je assisteren bij dit bijzondere gevaar. Ten slotte zijn koele en droge opslagomstandigheden de beste bescherming tegen schimmel.

Bestaat er een universeel preserveringsformaat voor videotapes?

Neen. Op dit moment zijn Betacam SP en Digital Betacam (ook gekend als DigiBeta) de archiefstandaarden. Betacam SP is een analoog formaat van hoge kwaliteit dat nog steeds frequent gebruikt wordt in de televisie-industrie, wat aangeeft dat het nog niet meteen in onbruik zal raken. DigiBeta is de hedendaagse digitale standaard en hoewel zich een zekere beeldcompressie voordoet (meestal niet zichtbaar met het blote oog), kan dit formaat gebruikt worden om kopieën zonder generatieverlies te maken.

Hoe lang zal een tape blijven werken? En wat met een dvd?

In theorie zou videotape minstens tien jaar moeten meegaan, en onder optimale opslagomstandigheden kan dit oplopen tot dertig jaar. In de realiteit kunnen variabelen zoals opslagomstandigheden en gebruik de levensduur van een tape echter radicaal beïnvloeden. Merken verschillen ook onderling, zodat tapes, zelfs wanneer ze onder identieke omstandigheden opgeslagen worden, toch op verschillende snelheden kunnen verslechteren.

Fabrikanten claimen dat een dvd langer zal blijven bestaan dan een videoband, maar omdat het zo’n recent formaat is met onbewezen stabiliteit (en een zware compressie voor video), wordt het niet beschouwd als geschikt voor archivering. Hou er ook rekening mee dat een formaat in onbruik kan raken vooraleer het videosignaal dat erop staat effectief verslechtert. Om deze twee redenen zou materiaal dat zich op dvd’s en videotapes bevindt op regelmatige basis omgezet moeten worden naar meer stabiele formaten.

Kan ik een film bewaren op een videoformaat?

Neen. Uit respect voor de authenticiteit en de intentie van de maker zouden alle werken moeten bewaard worden op formaten die zo dicht mogelijk bij de originele drager liggen. In het bijzonder zouden artistieke werken die origineel op film gemaakt werden, ook op film bewaard moeten worden. Correct opgeslagen film heeft bovendien een langere levensduur dan video. Als de originele filmmasters verloren raken of onherstelbaar beschadigd zijn, kan video of digitale conservering – als laatste redmiddel – nodig zijn.

Heb ik meerdere kopieën nodig van dezelfde opname?

Ja. Er zou een onderscheid moeten gemaakt worden tussen masterkopieën en gebruikskopieën, die bij regelmatig gebruik aan slijtage onderhevig zullen zijn. De archiefmaster zal qua generatiekwaliteit het dichtst bij het origineel staan en kan dus gebruikt worden om het best mogelijke signaal te migreren naar een hedendaagse standaard. Om collecties tegen rampen te beschermen wordt het aangeraden dat kopieën op minstens twee geografisch verschillende opslaglocaties worden bewaard.

Kan ik mijn oude tapes weggooien, eens ze geherformatteerd of gedigitaliseerd werden?

Neen. Het is nooit aangeraden om film- of tapeoriginelen weg te gooien, tenzij ze zo verslechterd zijn dat ze niet langer gebruikt kunnen worden. Gezien de technologie steeds evolueert, wil je uiteindelijk misschien teruggrijpen naar je origineel, om bij transfer de hoogst mogelijke kwaliteit te verkrijgen. Gedigitaliseerde kopieën van je collecties zijn enkel nuttig wanneer je ze kunt opsporen, wat betekent dat je een Digital Asset Management (DAM) systeem nodig hebt dat de migratie van files documenteert.

Bronnen
John W. C. Van Bogart, Magnetic Tape Storage and Handling
Texas Commission on the Arts, Video Conservation Guide
Jim Wheeler, Video Preservation Handbook (PDF file)

Planningproces

Planningproces (Intro)

De preservering van een single-channel-videowerk, of van een verzameling werken, plan je best door (zoals hieronder beschreven) het proces in een reeks stappen onder te verdelen. Deze stappen hebben een logische volgorde: eerst het bepalen van de algemene reikwijdte van de verzameling of van het project; daarna het documenteren van de staat en het vaststellen van de prioriteiten; de remastering/migratie zelf; en de nodige opvolging – die het proces afsluit.

De basisprocedure zoals die hieronder beschreven wordt kan dienen als gids voor het opstellen van een preserveringsplan, volgens de noden en beschikbare middelen van jouw project. Het preserveringsplan is een onmisbaar instrument. Het garandeert niet alleen de organisatie van je project, maar toont je toekomstige sponsors ook duidelijk wat je noden zijn en welke doelen je wil bereiken.

Bekijk voor meer details over deze procedures de 'Best practices' voor single-channel videobewaring op deze website.

Documenteren

Als je met een verzameling tapes werkt, moet je beginnen met basisinformatie te verzamelen: aantal tapes, leeftijden, titels, algemene staat. Verzamel voor individuele tapes alle informatie over de tape die je kan bekomen. Tijdens je onderzoek zou je ook moeten proberen om andere kopieën van het werk te vinden: heeft iemand anders reeds preserveringswerk gedaan op deze titel?

Meer gedetailleerde catalogisering, gebruik makend van een bestaand database-template of een aangepaste applicatie, kan later in het proces, wanneer het personeelsbestand en de beschikbare fondsen dit toelaten, gedaan worden.

Inspecteren

Inspecteer de fysieke staat van elke tape, terwijl je hem inventariseert en voorbereidt op langetermijnopslag. Identificeer tapes die meer onmiddellijke aandacht nodig zullen hebben en bepaal of de tape een hoge, midden of lage preservatieprioriteit is. Documenteer je observaties en evaluatie op papieren conditierapporten of in je catalogus.

Conserveren

Zijn de opslagomstandigheden aangepast aan de bewaring? Correcte opslagomstandigheden zullen je extra tijd opleveren om tapes behoorlijk te documenteren en allereerst werken te preserveren die onmiddellijke aandacht nodig hebben. Banden met lagere prioriteit kunnen ondertussen stabiel bewaard worden. De beste temperatuur voor langetermijnopslag is ongeveer 10°C en 24% relatieve vochtigheid, met weinig fluctuatie. Als je dit ideaal niet kan aanhouden, is de regel: elke verbetering qua omstandigheden helpt.

Migreren

Remaster of migreer tapes naar een archiefformaat en maak een preserveringsmaster. Tegenwoordig beschouwt men Betacam SP en Digital Betacam als archiefformaten. Migreer het origineel (de eerste generatie of de generatie die het dichtst bij het origineel ligt), om zo de hoogst mogelijke kwaliteit van conserveringsmaster te verkrijgen.

Kwaliteitscontrole

Wees bereid een grote hoeveelheid van je tijd te investeren in het proces van kwaliteitscontrole, misschien zelfs meer dan de eigenlijke duurtijd van het werk. Wanneer je de tape aan een lab uitbesteedt, dan zal dat een kwaliteitscontrole uitvoeren op geremasterde tapes: dat is een standaardpraktijk. Het is echter altijd best practice om je eigen kwaliteitscontrole uit te voeren op tapes die van een lab terugkomen.

Vragenlijst voor het lab

Vragenlijst voor het lab (Intro)

Voor veel mensen is de selectie van een lab één van de meest ontmoedigende taken die bij een videopreserveringsproject komen kijken. Voor hen die niet gewend zijn te werken met obsolete videoformaten of met preservatie- en restauratietechnologieën is het niet gemakkelijk om te weten welke vragen je een mogelijk lab moet stellen.

De volgende vragenlijst werd voorbereid door Chris Lacinak. Het is een gids die je helpt bij de selectie van een lab, bij de organisatie van informatie en bij het uitbouwen van een succesvolle relatie met het lab.

De vragenlijst kan ook geraadpleegd worden als PDF-bestand: Vendor Questionnaire Report Form.

Definieer je project

Opdat je lab kan beslissen over processen, doelformaten en graad van inspanning, moet je zelf het antwoord op de volgende vragen kennen.

1) Wat is het doel van het project?
Bijvoorbeeld: preservering, distributie, ontsluiting, montage, meerdere, of ander.

2) Wat is uiteindelijk het algemene gebruik dat je voor ogen hebt? Welk gebruik voor elk concreet (afgeleid) project?
Bijvoorbeeld:
- Preserveringsmaster: langetermijnopslag.
- Raadpleegmaster: digitaal bestand dat lokaal voorhanden is.
- Raadpleegkopieën: voor streaming, met de mogelijkheid een nieuwe kopij van het origineel op dvd/video te branden.
Of
- Presentatie op een vergadering volgende week
Of
- Montage en uitzending

3) Bestaat er een organisatorische of projectspecifieke woordenschat? Indien ja, heb je een verklarende woordenlijst of een style sheet gemaakt?

4) Wat is de omvang van de totale collectie/preserveringsinspanning? Is dit bijvoorbeeld een eenmalig project, een pilootproject, fase één van drie? Wat is het prioriteitenschema voor het hele project, in het geval dat de elementen die geherformatteerd moeten worden deel uitmaken van een grotere collectie?

5) Wat zijn de beschikbare fondsen voor het project? Gaat het om giften of interne middelen? Indien dit laatste, zijn de fondsen dan nu beschikbaar of worden ze pas in de toekomst vrijgegeven?

6) Bestaat er een organisatorische infrastructuur of een beleid waarop je het project moet afstemmen – en dat je keuzes kan beïnvloeden? Indien ja, hoe zal de mogelijkheid om zelf de kwaliteitscontrole te behouden, alsook het gebruik van een doelformaat, én de ondersteuning van (en de service aan) de eindgebruiker, beïnvloed worden?

7) Wat zijn de beschikbare middelen voor het beheer van originele content/formaten en doelcontent/-formaten, inclusief IT-personeel, opslagmogelijkheden etc.?

8) Wat is je gewenste niveau van betrokkenheid in het project?

9) Wat zijn de parameters en criteria die je zal gebruiken om het eindproduct te beoordelen? Hoe staan de voorstellen van een potentieel lab tegenover deze criteria, en hoe zullen ze ingezet worden om jouw wensen te verwezenlijken?

Basisinformatie om mee te delen aan je lab

1) Waar zijn de dragers nu?

2) Wat is de aard van de inhoud?
Bijvoorbeeld: schermgezicht, live performance, kortfilm of langspeelfilm, videokunstwerk

3) Wat is de huidige status van het project?
Bijvoorbeeld: het verzamelen van informatie, fondsenwerving, klaar voor uitvoering

4) Wat is jouw rol in het project, en wie zijn eventueel de andere leden van jouw organisatie die erbij betrokken zijn?

5) Hoe zit het met de logistiek voor verzending en facturatie?
Bijvoorbeeld: rechtstreeks, derde partij, meerdere in- en uitgaande verzendings- en facturatieadressen

Technische vragen om jezelf te stellen

1) Heb je verwachtingen over hoe de inhoud zal klinken of eruit zal zien?
a) Indien ja, waarop zijn deze gebaseerd?
b) Heb je iets gezien van het eigenlijke beeldmateriaal dat gereproduceerd werd?
c) Komt het overeen met wat kan verwacht worden voor een bepaald formaat en zijn opslaggeschiedenis?

2) Ken je de opslaggeschiedenis of een deel ervan?

3) Is er tot op heden enig onderzoek naar, of inventarisering of catalogisering van de media geweest?
a) Indien ja, beschikbaar in elektronische of papieren vorm?
b) Kan je, los van de vorm (papier of elektronisch), informatie geven over formaten, hoeveelheden en lengtes?

4) Heb je de doelformaten gekozen?
a) Indien ja, kan je je keuze toelichten?
b) Ken je de opties die er voor het doelformaat bestaan?
Bijvoorbeeld: type en aantal audiokanalen in relatie tot de bron; codecs voor digitale bestandsformaten; opties voor resolutie; inbedding van metadata

5) Welk niveau van controle wil je gedurende de transfer?
a) Zou de transfer gedurende 100% van de tijd moeten gecontroleerd worden, zonder dat de operator/videotechnicus aan iets anders werkt?
b) Kan je je vinden in een spot-check controle zodat de operator meerdere transfers tegelijk kan doen?
c) Kan je je vinden in het idee om alleen transportcontrole te doen, of helemaal geen controle?

6) Welke informatie en/of metadata verwacht je van de leverancier?
a) Verwacht je een conditierapport? Indien ja, welke informatie zou het moeten bevatten?
b) Wens je metadata over het herformatteringsproces? Indien ja, welke metadatavelden en in welk formaat? Komt dit overeen met de bestaande infrastructuur van je organisatie?

7) Ken je de lengte van het programma?

8) Wil je de hele tape geherformatteerd zien, zelfs indien het eigenlijke programma lijkt gedaan te zijn? Of zou je willen stoppen met de transfer na een vooraf bepaalde hoeveelheid ‘zwart beeld’?

Vragen om aan een kandidaat-videolab te stellen

1) Wat kan je me vertellen over processen en methodes?
a) Richtlijnen voor verzending
b) Ontvangst
c) Opvolgsysteem / werksysteem
d) Gebruikte apparatuur, instrumenten, middelen
e) Vastleggen van metadata
f) Voorbereiding
g) Methoden, instrumenten en capaciteit van de bestanden
h) Infrastructuur voor herformattering: apparatuur, kabel, routing van het signaal
i) Expertise en vaardigheid van het personeel
j) Kwaliteitscontrole en verzekering
k) Managementstructuur
l) Communicatiestructuur

2) Welke aspecten van jouw infrastructuur zijn aangepast aan het specifieke doel, de resultaten en eindgebruiken van het project?

3) Heb je enige betrokkenheid of ervaring met gelijkaardige projecten?

4) Wat zijn de opslag- en veiligheidscondities in je archief?

5) Hoe ziet de communicatiestructuur doorheen het project eruit?
a) Wie zal de belangrijkste contactpersoon zijn en hoe regelmatig zal de communicatie met deze persoon zijn?
b) Kan je de terminologie definiëren die je voor projecten gebruikt in je literatuur, vragenlijsten, verbale communicatie, of documentatie?

6) Kan je technische uitleg geven over de processen?

7) Kan je definities van meeteenheid voorzien, meer bepaald bij een subjectieve verwoording – zoals die gebruikt wordt in communicatie en documentatie? Bijvoorbeeld: “Het beeld is goed, hoog scheidend vermogen.”

8) Zal je de gevolgen en/of compromissen uitleggen die verbonden zijn aan beslissingen m.b.t. bijvoorbeeld processen, kosten en effectiviteit?

9) Ben je in staat tegemoet te komen aan mijn verwachtingen m.b.t. workflow en procedures te vervullen (bv. de opmaak van een conditierapport, het opvolgen van de transfer) en zal je de gestelde doelen bereiken?

10) Kan je papieren of online referentieteksten voorzien die voor mij nuttig zullen zijn bij het nemen van beslissingen?

11) Wat is jouw standaardpraktijk qua kwaliteitscontrole en kwaliteitsgarantie? Hoe wend je bijvoorbeeld – in een project dat maximale efficiëntie vereist – het gevaar voor kwaliteitsverlies af?

Te-doen lijst

• Bepaal een meeteenheid zodat je appels met appels kan vergelijken.
• Bepaal je doelen.
• Bepaal de huidige status van je project.
• Test labs vooraf door proefmonsters te gebruiken.
• Bekijk complexe aspecten van het project samen met het lab, vooraleer een uiteindelijke keuze te maken. Haast bij het nemen van een finale beslissing zou nooit de bovenhand mogen krijgen op het verzekeren van het succes van het project.
• Definieer jouw rol in het project.
• Verwerf inzicht in het proces.
• Ken je contactpersoon.
• Definieer een gemeenschappelijke terminologie en gebruik deze consistent.
• Expliciteer je veronderstellingen.
• Definieer je verwachtingen.
• Ontwikkel een communicatieplan.
• Luister.
• Stel vragen en bevestig dat je de antwoorden begrijpt.
• Documenteer pertinente informatie.
• Organiseer statusvergaderingen (voor middelgrote tot grote jobs).

Dingen om te onthouden

De relatie klant-lab werkt het best in de vorm van een partnerschip.

Op dit moment bestaan er geen standaarden voor preservering en herformattering. Ga er niet van uit dat alle labs met dezelfde set van processen, apparatuur, instrumenten of expertise werken.

Er zijn veel manieren om van punt A naar punt B te geraken; elk hebben zij mogelijk grote implicaties voor jouw doel.

Labs moeten schattingen vaak baseren op minieme informatie over de staat van de dragers. Dit kan resulteren in zeer variërende voorstellen, afhankelijk van de veronderstellingen die het lab zich maakt rond lengten van media, staat, workflow, processen, kwaliteitscontrole en dies meer. Het is belangrijk om dit in overweging te nemen bij het evalueren van voorstellen, en om doorheen de duur van een project een perspectief te behouden.

Zelfs processen die onbenullig lijken kunnen een grote impact hebben op de prijsbepaling. Kleine parameters kunnen zich vertakken in meerdere doelformaten en kwaliteitscontroles of ze kunnen de workflow beïnvloeden op een manier die de arbeidstijd en -kost beïnvloedt. Een lab zou in staat moeten zijn om deze variabelen te identificeren en je moeten uitleggen hoe ze je algemene budget kunnen beïnvloeden.

Conditierapporten

Het is voor elk preserveringsproject van belang dat er verslagen bijgehouden worden over de staat van de bewaarde materialen. Documenteren zou in elke fase van het proces moeten plaatsvinden. Inspecteer tapes fysiek vooraleer ze te herformatteren; noteer de acties die genomen worden gedurende het herformatteringsproces; inspecteer geremasterde tapes periodiek op tekenen van verval. (Voor meer informatie over inspectie, zie de best practices sectie van deze website.)

De formulieren hieronder zijn voorbeelden van hoe deze informatie genoteerd kan worden. De meeste instituten hebben formulieren zoals deze, aangepast aan hun eigen noden.

Eenvoudig conditierapport

Dit document, speciaal voor deze website gemaakt door Independent Media Arts Preservation (IMAP), neemt basisinformatie op over de fysieke staat van een videotape.

Eenvoudig conditierapport (PDF file)

Dub watch formulier

Dit formulier wordt gebruikt door de Bay Area Video Coalition (BAVC) om acties te documenteren tijdens het remasteringproces, en om defecten die tijdens het afspelen werden gevonden te noteren.

Excel (XLS) versie
PDF versie

Rapporten en templates van Matters in Media Art

Condition Report Template

Dit rapport stelt basisinformatie voor m.b.t. tentoongestelde kunstwerken: een algemene beschrijving van het kunstwerk en zijn staat, eenvoudige installatie-instructies en de contactinformatie van de uitlener.

Condition Report Template Addendum: Discs

Dit formulier bevat gedetailleerde informatie over de status van de schijf (dvd-rom, dvd, cd), inclusief een instrument om allerlei defecten, zoals krassen en vingerafdrukken, te noteren.

Condition Report Template Addendum: Tape

Dit formulier wordt samen met het conditierapport gebruikt en bevat gedetailleerde, speciaal op videocassettes toegespitste informatie.

Over de documentbronnen

IMAP
Independent Media Arts Preservation, Inc. (IMAP) is een dienstverlenende en educatieve non-profitorganisatie, die zich inzet voor het behoud van niet-commerciële elektronische media. IMAP is van een New-Yorks consortium van individuen en kunstorganisaties uitgegroeid tot een nationale hulpbron voor conservatietraining, informatie en advies.

Bay Area Video Coalition
Bay Area Video Coalition (BAVC) is een in 1976 opgericht non-profitcentrum voor mediakunsten, dat toegang verleent tot videotechnologie, videoprojecten sponsort, en restauratie- en conserveringsdiensten biedt voor in onbruik gemaakte videoformaten.

Matters in Media Art
Curatoren, conservators, archivarissen en mediatechnische managers van New Art Trust, MoMA, SFMOMA en Tate hebben samen een consortium gevormd om best practice-richtlijnen te ontwikkelen rond de zorg voor tijdsgebaseerde mediakunstwerken (zoals video, film, dia, geluids- en computergebaseerde installaties). De website van Matters in Media Art biedt uitgebreide instrumenten, gerelateerd aan het tentoonstellen van mediakunst.

Budget

Budget (Intro)

Hoewel het budgettair voorbereiden van een preserveringsproject voor videotape ontmoedigend kan zijn, worden de kosten door een relatief klein aantal variabelen bepaald. Deze omvatten het originele formaat, de staat, de duur van het programma, het gewenste doelformaat en het niveau van restauratie. Overloop je deze variabelen samen met een lab, dan bekom je de informatie die nodig is om een werkbaar budget op te maken.

Elk van de volgende punten zou met het lab moeten besproken worden, om zo een accuraat idee te krijgen van de totale kost van het project. (Zie de rubriek waarin de stappen beschreven worden die nodig zijn om met een lab samen te werken: vragen om aan een kandidaat-videolab te stellen.)

Meer informatie over elk van deze variabelen is beschikbaar op de Best practices-pagina.

Conditie

De eerste variabele die je moet nakijken is de staat van de tapes. Vertel het lab alles wat je weet over de leeftijd van de tapes, en over hoe ze in de loop van de jaren werden opgeslagen; ook een eenvoudige inspectie van de tapes kan veel belangrijke informatie opleveren. (Een stap-voor-stapprocedure voor fysieke inspectie van tapes kan je hier vinden: Association of Moving Image Archivists’ guide to videotape inspection.)

Schade of slijtage heeft een rechtstreeks effect op de kost van de transfer. Vuile tapes moeten bijvoorbeeld schoongemaakt worden. Als ze tekenen vertonen van het ‘sticky shed’-syndroom moeten ze misschien in een droge oven ‘gebakken’ worden om het plakken te verminderen. Beide procedures zullen waarschijnlijk extra geld kosten; ga dit na bij je lab. (Tracht ze ook niet uit te proberen als je geen professional bent.)

Formaat

De tweede variabele is het formaat. Doordat tapeformaten in onbruik raden, is het aantal labs waar je terecht kan beperkt. Sommige zeer obscure formaten kunnen enkel door een handvol laboratoria afgespeeld worden.

Oude tapeformaten kunnen, vooraleer ze correct kunnen afgespeeld worden, om bijkomende aanpassingen aan de apparatuur vragen. Quad-videotapemachines die 2” open reel tapes afspelen, hebben vaak lange opstellingstijden nodig. 1/2” open reel videorecorders in het bijzonder vertonen vaak grote verschillen qua opname. Vandaag moeten 1/2” tapes soms op verschillende decks geprobeerd worden om uiteindelijk een signaal te verkrijgen dat goed genoeg is.

Wanneer men een lab benadert, is een correct overzicht van tapeformaten noodzakelijk. De volgende website biedt een gedetailleerde gids aan voor de identificatie van videotapeformaten: The Texas Commission on the Arts Videotape Identification and Assessment Guide

Mate van restauratie

De derde variabele is de mate van restauratie. Gaat het om een eenvoudige herformattering met minimale interventie? Wil je correctie van drop-outs, kleurverschuivingen, etc.? Hou er rekening mee dat deze vragen zowel ethische als financiële gevolgen hebben.

De meeste labs rekenen meer aan voor sessies onder supervisie, waarbij de klant ook aanwezig is, dan voor sessies zonder supervisie. Waarschijnlijk is het voor jou niet zo zinvol om aanwezig te zijn gedurende elk moment van het proces. Bespreek met je verkoper wat je van het eindproduct verwacht en wat de meest efficiënte manier is om dat doel te bereiken.

Doelformaten

De gewenste formaattypes voor master- en raadpleegkopieën zullen het algemene budget van een project beïnvloeden. Digital Betacam videotape kan bijvoorbeeld 80€ per tape kosten, afhankelijk van de prijzen die je labo vraagt. Algemeen gesproken is dit een variabele waarvoor de leverancier je exacte cijfers zou moeten geven.

Kwaliteitscontrole

Bij het opstellen van een budget ziet het lab vaak de kost van een kwaliteitscontrole over het hoofd. De kwaliteit van elke nieuwe tape zou moeten gecontroleerd worden wanneer hij terugkomt van het lab. Het verifiëren van zaken als duurtijd, audio- en videokwaliteit en het indelen in hoofdstukken (bij dvd-kopieën) neemt bijvoorbeeld een groot deel van de arbeidstijd in beslag. Van bij het begin van het project zouden de kosten voor deze controle becijferd moeten worden.

Opslag

Het is ten slotte ook heel belangrijk om bij de opmaak van je budget rekening te houden met de opslagnoden. In hun planning vergeten archivarissen soms dat een preserveringsproject een verdubbeling van hun opslagvereisten vereist. Daarenboven mogen we de opslagomstandigheden niet vergeten: een preserveringsproject brengt een substantiële investering van tijd, geld en moeite met zich mee, en deze heeft enkel zin als de opslag een lange termijnbewaring garandeert.

Materiaaltechnische problemen

Materiaaltechnische problemen (Intro)

Omwille van de onstabiele aard van videotape worden alle originele videomaterialen met dezelfde perserveringsproblemen geconfronteerd. De technologische aspecten van het behoud van videokunst vallen meestal onder twee brede categorieën: afspeelapparatuur of weergaveapparatuur.

Afspeelapparatuur

Een specifiek type afspeelapparatuur – videorecorders, DVD-spelers etc. – is zelden van kritiek belang voor de integriteit van een videokunstwerk. Het belangrijkste doel van de conservering van videokunst is om op een gepaste manier een accurate reproductie te maken van het originele videosignaal. Maar om de instabiliteit van videotape op te vangen is migratie naar nieuwere en meer stabiele formaten nodig. Doelformaten zijn dan bijvoorbeeld broadcast-tapeformaten zoals Digital Betacam of digitale bestanden zoals Motion JPEG 2000.

Het grootste probleem, in het bijzonder bij mediakunst en independent video, is dat veel apparatuur in onbruik geraakt. Vroege videokunst werd gemaakt op formaten die nu obsoleet zijn, zoals 1/2” open reel, het Portapakformaat dat gebruikt werd door veel videokunstpioniers, of 2” Quad, het vroege uitzendformaat waarop in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw veel programma’s van de openbare omroep werden opgenomen. Veel andere werken bestaan alleen op formaten zoals 3/4” U-matic of 1” Type C die, hoewel ze ‘nieuwer’ zijn, toch snel in onbruik geraken, en waarvoor niet langer nieuwe afspeelapparaten gebouwd worden.

Hoe kunnen instituten met dit probleem omgaan? Twee strategieën kunnen helpen. De eerste is het opstarten van een toekomstgerichte, proactieve aanpak, door een voorraad afspeelapparatuur aan te leggen voor de formaten die een instituut beheert. Deze aanpak is niet altijd praktisch haalbaar: apparatuur die veel gebruikt werd in de televisiesector, zoals 1” Type C, is bijvoorbeeld omvangrijk en moeilijk te verkrijgen – maar voor 3/4” U-matic-tapes zou dit wel bijzonder waardevol kunnen blijken.

Voor echt obsolete formaten is het belangrijker om een relatie te ontwikkelen met een betrouwbaar lab, dat gespecialiseerd is in het remasteren van videotapes, en dat ook de specifieke noden van jouw instituut kent.

Weergaveapparatuur

Weergaveapparatuur confronteert je met bepaalde problemen die enkel bij videokunst voorkomen. Televisieprogramma’s werden ontwikkeld om gezien te worden op om het even welk televisietoestel, waardoor hun conservering geen specifieke aandacht voor de weergave vereist. Veel videokunst werd echter gemaakt met bepaalde monitors in gedachten, apparatuur die evenzeer deel uitmaakt van het werk als het videosignaal zelf. Deze apparatuur kan variëren van specifieke, individuele monitors die duidelijk deel uit maken van het werk – zoals de vintage televisiesets in sommige installaties van Nam June Paik – tot de eenvoudige, off-the-shelf-monitors die enkel bepaalde afmetingen moeten hebben.

Monitors

Het meest kritieke punt met betrekking tot weergave-apparatuur – en één dat meer en meer problematisch zal worden in de toekomst – is het probleem van beeldbuismonitoren (cathode-ray tube monitors of CRT’s) versus flatscreen-monitors. De meeste videokunst uit de eerste drie decennia van het medium werd gemaakt op het moment dat de enige beschikbare monitors conventionele CRT’s waren, ongeacht afmetingen of grootte. Op de markt hebben de LCD- en plasmaschermen de CRT’s al verdrongen, en veel fabrikanten zijn zelfs helemaal gestopt met de productie van CRT’s.

Veel videokunstwerken werden gemaakt met de specifieke eigenschappen van de CRT’s in het achterhoofd, en veel kunstenaars geloven niet dat flatscreen-monitors aanvaardbare substituten zijn. Er zijn voorlopig geen definitieve oplossingen voor dit probleem, maar het aanleggen van een voorraad monitors is zeker een optie.

Even belangrijk is het om met de kunstenaar een engagement aan te gaan door zo snel mogelijk een dialoog rond het werk op te starten. Met vragen als: ‘wat zijn de specifieke variaties die – vergeleken met de originele staat – de kunstenaar aannemelijk zou vinden?’; of: ‘welke stukken apparatuur zijn zo belangrijk dat het werk ‘dood’ zou moeten genoemd worden wanneer zij niet meer voorhanden zijn?’. Dit alles is slechts één facet van mediakunstpreservering, waarbij de inbreng van de kunstenaar zeer belangrijk is voor het toekomstige bestaan van het kunstwerk zelf.

Projectoren

Werken die getoond worden via projectie in plaats van op monitors brengen specifieke uitdagingen met zich mee. Die laatste kunnen in zekere zin wat makkelijker zijn om aan te pakken, aangezien projectieapparatuur meestal bedoeld is om onzichtbaar te zijn, terwijl weergavemonitors tot op zekere hoogte wel zichtbaar zijn. Dit betekent dat een obsolete of niet-functionerende projector in theorie simpelweg vervangen kan worden door een nieuwer model, zonder het werk te beïnvloeden.

In de praktijk moet echter veel zorg besteed worden aan de keuze van een nieuwe projector. Niet alleen moeten de originele afmetingen en aspect ratio (beeldverhouding/beeldformaat) van het beeld behouden blijven, maar ook de visuele kwaliteiten moeten worden bewaard: contrast, kleurbalans, resolutie etc. In dit geval zijn zowel documenteren als het raadplegen van de kunstenaar noodzakelijk, in het bijzonder wanneer één projector een andere, die het niet meer doet, vervangt. In dit laatste geval kan het beeld van de oude (niet meer functionerende) projector niet meer met het beeld van de nieuwe vergeleken worden. Nog meer dan bij het proactief vervangen van een originele projector is het bij het vervangen van een defecte projector noodzakelijk om zowel te documenteren als de kunstenaar te raadplegen.

Onderhoud

Tenslotte is onderhoud van vitaal belang. Indien mogelijk zouden monitors en projectors regelmatig gekalibreerd (vergeleken met standaard kleurbalken) moeten worden om een accuraat signaal te verzekeren. In het geval het werk vertoond wordt zou dit zelfs dagelijks moeten gebeuren.

Deze laatste variabelen – monitor- of projectortype en kalibreren – zijn even belangrijk voor computergebaseerde en installatiewerken, als voor single-channel-videowerken.

Interviews

Interview met Ramon Coelho, Nederlands Instituut voor Mediakunst

Ramon Coelho is werkzaam bij het Nederlands Instituut voor Mediakunst – Montevideo / Time Based Arts (NIMk) in Amsterdam. Hij is er verantwoordelijk voor de postproductie en de conservering.
Naar aanleiding van een digitaliseringsopdracht in het kader van het onderzoeksproject Bewaring en Ontsluiting van Multimediale data in Vlaanderen (BOM-Vl), sprak PACKED-coördinator Rony Vissers met hem over de digitalisering en conservering van videokunst en –documenten.

Lees hier het interview met Ramon Coelho (Deel 1) / Lees hier het interview met Ramon Coelho (Deel 2).

Interview met Heather Weaver, BAVC

Gesprek rond het behoud van in onbruik geraakte videotapeformaten bij Bay Area Video Coalition (BAVC).

Lees hier het interview met Heather Weaver (enkel beschikbaar in het Engels).

Interview met Sarah Ziebell

Gesprek rond de preservering van audiovisueel materiaal in de Robert Wilson Audio/Visual Collection van het Theatre on Film and Tape Archive (TOFT) van de New York Public Library for the Performing Arts.

Lees hier het interview met Sarah Ziebell (enkel beschikbaar in het Engels).

Literatuur

Deze sectie verzamelt wetenschappelijke artikels en essays over de conservatie van single-channel-video. De volgende sleutelteksten werden beschikbaar gesteld met de toestemming van hun auteurs en uitgevers.

Hans Dieter Huber, "PPP: from point to point to point..."

Huber bekijkt de relatie tussen de productie, presentatie en preservering van mediakunstinstallaties. Hij maakt een onderscheid tussen organisatie en structuur en bespreekt respectievelijk de vervangbare en onvervangbare delen van mediakunstinstallaties, met aandacht voor het effect dat het vervangen van delen op de betekenis van het werk heeft. Hij gebruikt de analogie van muziekpartituur en opvoering om de manier van abstracte notatie en specifieke installatie van mediakunstwerken te analyseren. Met betrekking tot de presentatie van media-installaties sluit hij af met de paradoxale stelling dat hoe meer delen van een installatie worden vervangen door substituten, hoe vaker de installatie kan worden gepresenteerd, en hoe beter ze dus kan worden bewaard.

Lees hier het essay.

Howard Besser, "Longevity of electronic art"

Besser onderzoekt de uitdagingen rond het behoud van elektronische kunstwerken. Hij beschrijft de verschillen tussen elektronische werken en traditionele mediakunstwerken en wijst erop dat bij de eerste het niet altijd even duidelijk is wàt precies zou bewaard moeten worden. Ook is het, aangezien de opslagformaten in onbruik geraken, niet steeds mogelijk ze opnieuw te bekijken – zelfs indien hun fysieke behuizing intact is. Opfrissen (het werk verplaatsen naar nieuwe dragers) is één oplossing, maar die gaat niet op voor het veranderen van bestandsformaten. Mogelijke andere oplossingen voor dit probleem zijn migratie en emulatie; ook zij worden besproken. Besser stelt een aanpak voor die de volgende stappen omvat: bepaal de essentiële karakteristieken van het werk; probeer ze doorheen de tijd te preserveren; garandeer de conservering van ondersteunend materiaal.

Lees hier het essay.

Gaby Wijers, "Control and preservation of videotapes. An introduction to the handling, storage and conservation of analog and digital videotapes."

Wijers bespreekt enkele van de problemen m.b.t. de zorg voor videotapes, zoals de fragiliteit en complexiteit van de fysieke behuizing en het verouderen van de benodigde afspeelapparatuur. Daarna geeft ze specifieke aanbevelingen voor de omgang met en de opslag van tapes, met aandacht voor temperatuur, vochtigheid en werkomgeving.

Lees hier het essay.

Case studies

Reel to real

De Bay Area Video Coalition (BAVC) is een pionier op het gebied van analoge videorestauratie en -preservering. Luke Hones’ case study detailleert hun methodes, en verstrekt waardevolle inzichten voor hen die een interne remasteringsfaciliteit overwegen of met een externe specialist willen werken.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

The Dance Heritage Collection

In 2003 ondernam de Dance Heritage Coalition een baanbrekende studie naar digitaal preservering van analoge videotapes. De studie, gefinancierd door de Andrew W. Mellon Foundation, digitaliseerde geselecteerde materialen en talrijke codecs en dossierformaten – en vergeleek de resultaten. Een gedetailleerd rapport over hun bevindingen is beschikbaar op de Coalition-website.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

Ideale praktijken ('Best Practices')

Ideale praktijken ('Best Practices') (Intro)

Je moet de preservering van een single-channel-videowerk niet opvatten als een overweldigend complexe taak, maar als een reeks van logische handelingen die op elkaar voortbouwen. De praktijken die hieronder worden beschreven zullen je tonen hoe deze acties vandaag door ervaren archivarissen en conservators worden uitgevoerd.

Elk preserveringsproject, elk videowerk, en elk instituut is uniek. Werken kunnen goed of slecht worden gecatalogeerd. Een collectie kan bestaan uit één zeer waardevolle titel of uit honderden werken van onbekende waarde. Beschouw deze richtlijnen als aanwijzingen die je zullen helpen om een preserveringsstrategie op maat van jouw situatie op te stellen. Ze zullen je ook helpen om in te schatten welke vragen je in de loop van je project aan een videolaboratorium of archivaris moet voorleggen.

Preserveringsprojecten zijn nooit makkelijk. Toch is het goed te onthouden dat zelfs de kleinste handeling die je stelt de levensduur van de werken die je voor toekomstige generaties hoopt te beschermen, kan verlengen.

Inspecteren

Inspecteren (Intro)

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over een tape verzameld wordt ter voorbereiding op de migratie van het werk naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van tapes die reeds geconserveerd werden of die nog moeten geconserveerd worden.

Inspecteren bij opname in het archief/catalogiseren

Een gedetailleerde fysieke inspectie van het videomateriaal kan een grote hoeveelheid informatie opleveren en videolaboratoria helpen te bepalen welke stappen nodig zijn om de tape naar een nieuw formaat te migreren. De inspectie van videobanden is een relatief ongecompliceerd proces, maar het moet op een correcte manier gebeuren, met bijzondere aandacht voor details.

Een basisformulier voor de inspectie van videobanden kan op deze website gevonden worden in het onderdeel ‘Conditierapporten’. Voor een stap-voor-stapgids voor fysieke inspectie, zie ook de Association of Moving Image Archivists’ guide to videotape inspection.

Algemeen
- Inspecteer de fysieke staat van elke videoband terwijl je hem inventariseert en klaarmaakt voor langetermijnopslag.
- Identificeer de videobanden die een grotere nood hebben aan onmiddellijke aandacht en bepaal welke banden een hoge, midden of lage preserveringsprioriteit hebben.
- Documenteer je observaties en bevindingen in de catalogus.

Tekenen van actief verval of potentiële schade

- Een indringende azijnachtige geur: het azijnsyndroom.
- Witte of bruine schimmel (zie de raadgeving over beschimmelde banden beneden!).
- Wit of bruin poeder op het einde van de band of in het doosje.
- Plakkende tape – wijst op ‘sticky shed’-syndroom.
- Vuil, stof of vingerafdrukken – wijst op foute omgang.
- Band die los of ongelijkmatig opgewonden werd opgeborgen.
- Zware schade (inclusief waterschade) aan de behuizing van de tape.

Omgangstechnieken

Draag pluisvrije handschoenen en vermijd het oppervlak van de videoband of de rand van de opgerolde tape aan te raken.

Het hanteren van de videoband gebeurt best in een nette omgeving, vrij van stof, rook en voedsel. (Vingerafdrukken, stof of andere resten kunnen resulteren in ‘dropout’, ofwel het wegvallen van het videosignaal, als de vuil- of stofdeeltjes tussen de afleeskop en de tape terechtkomen).

Videobanden met het azijnsyndroom of schimmel moeten worden gescheiden van andere banden, en koel en droog worden bewaard. De acetaatzuren of de sporen die deze banden aantasten kunnen zich immers verspreiden en andere, gezonde banden besmetten.

Belangrijke opmerking m.b.t. beschimmelde videobanden
Schimmel kan ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Als je tijdens het inspectieproces schimmel detecteert, moet je de inspectie onmiddellijk stopzetten. De videoband moet worden geïsoleerd totdat hij kan worden onderzocht door een expert, die het type schimmel vaststelt en kan verzekeren dat het veilig is om verder om te gaan met de behandeling van de tape.

Voortdurende periodieke inspectie

Het is een goed idee om de video’s regelmatig te inspecteren en de fysieke staat van je banden in kaart te brengen. Om vroege tekenen van verval te kunnen opsporen zou het ideaal zijn om inspecties minstens met een regelmaat van zes maanden uit te voeren.

Het is aanbevolen dat je de videobanden om de drie jaar ‘oefent’, d.w.z. vooruit- of terugspoelt. Dit verlicht de druk op de opgerolde tape (‘tape pack stress’).

Plaats de videobanden na het ‘oefenen’ met een gelijkmatige winding terug, op de gepaste hub: take-up hub voor consumentenformaten; supply hub voor niet-consumentenformaten.

Documenteren

Documenteren (Intro)

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de handelingen die ondernomen werden om het werk te bewaren.

Inventariseren

De eerste fase van elk preserveringsproces is het bepalen van de noden van het object in kwestie. Voor een collectie met meerdere titels is een eenvoudige inventaris een kritische stap. Het zou ideaal zijn om een verzameling meteen bij de aanvang van de preservering volledig te catalogiseren, maar dit is niet altijd haalbaar, noch praktisch doenbaar. In plaats daarvan is een eenvoudige inventaris op objectniveau al een goed begin: dit kan informatie op papier zijn, of in een spreadsheet.

Minimale inventarisinformatie bestaat uit:
- de titel
- het totaal aantal banden
- het aantal banden per formaat (bv. 3/4”, VHS, etc.)
- de ouderdom van de banden
- basisinformatie over de staat van elke band

Opmerking
Veel collecties bevatten videobanden in verouderde formaten, die niet altijd te identificeren zijn door niet-experten. Deze obscure tapes hebben vaak de meeste aandacht nodig. Een accurate beschrijving van hun formaten is dan ook essentieel.
Zie de volgende website voor meer informatie over de identificatie van videoformaten:
The Texas Commission on the Arts Videotape Identification and Assessment Guide

Bij de opmaak van de inventaris moet je in het bijzonder letten op beschadigde banden en op banden die zichtbaar in een slechte staat verkeren. Noteer ook de algemene samenstelling van de collectie. Zijn de mastertapes duidelijk als ‘master’ gelabeld? Bestaan er meerdere kopieën van dezelfde titel? Welke soorten banden zijn er: onderdelen, masters, etc.?

Deze basisinformatie geeft een duidelijker beeld van de preserveringsnoden. Vanaf nu is het mogelijk om de kosten voor de conservering van een hele collectie (of een deel daarvan) in te schatten. Deze informatie is ook belangrijk wanneer men sponsors, die vaak een duidelijke kijk willen hebben op de reikwijdte van het project, benadert.

Catalogiseren

Wanneer men de aanmaak van volledige catalogusbestanden voor videobanden bespreekt, moet men één belangrijk punt voor ogen houden: het catalogiseren vereist dat een tape wordt bekeken om de inhoud, makers, enzovoort te bepalen – en dit zou nooit mogen gebeuren aan de hand van beschadigde tapes of van tapes die er slecht aan toe zijn. Het catalogiseren zou dus steeds moeten gebeuren na het conserveringswerk, en wel door raadpleegkopieën van de gepreserveerde banden te bekijken.

Catalogiseren kan verrassend ingewikkeld zijn, want om de catalogusgegevens tussen verschillende instituten en databanken consistent te houden, hebben bibliothecarissen en archivarissen verschillende standaarden bepaald. Als je voor de eerste keer een databank met catalogusbestanden aanmaakt is het daarom nuttig een archivaris of bibliothecaris te raadplegen, zodat je zeker bent dat je de juiste informatie verzamelt, en dat je ze op een correcte manier organiseert.

Een belangrijk aspect bij het catalogiseren is het gebruik van een consistente woordenschat. De algemeen gebruikte standaard voor het catalogiseren van bewegend beeldmateriaal is Archival Moving Image Materials: A Cataloging Manual, tweede editie, beter bekend als AMIM-2. Deze is beschikbaar in veel onderzoeks- en universiteitsbibliotheken, en voorziet in gedetailleerde standaarden voor het beschrijven van zowat alles: van tapeformaten tot titelvariaties.

Raadpleeg de IMAP Cataloging Template voor een grondige documentatie op objectniveau. Dit is een gebruiksvriendelijk template die ontwikkeld werd voor kleinere, onafhankelijke instituten en individuen; hij kan gebruikt worden met FileMaker Pro of Microsoft Access. Een volledige handleiding vind je op de IMAP-website.

Een eenvoudig catalogusbestand – op papier of in spreadsheet of database – zou de volgende elementen moeten bevatten:
- kunstenaar
- uniek identificatienummer
- productiedatum
- kleur of zwart-wit
- met of zonder klank
- duurtijd
- formaat
- generatie
- soort videoband
- melding of het werk deel uitmaakt van een reeks
- notities die geschreven zijn op de cassette, op de doos, op het spoel, of op een in de doos gevonden papiertje
- fysieke staat van de videoband
- opslaggeschiedenis van de videoband, indien gekend

Een diepgaande discussie over catalogiseringsprincipes en -praktijken vindt men op de website van Moving Image Collections (MIC). Regels voor catalogisering zijn beschikbaar op de website van de International Federation of Film Archives (FIAF).

Nummeren

Een noodzakelijk element in het catalogeringsproces is het gebruik van een uniek identificatienummer voor elk individueel item. Sommige collecties kunnen reeds met zorg zijn genummerd: dit nummeringsysteem kan dan vaak behouden blijven (en zou altijd in de databank moeten worden opgenomen). Indien de banden niet grondig of consistent genummerd zijn, moeten nieuwe nummers worden toegekend.
Het nummeringsysteem moet zo eenvoudig mogelijk gehouden worden.

Een nummeringsysteem kan de collectie of maker beschrijven, een nummer toekennen, en details verschaffen over formaat of generatie. Zo zou bijvoorbeeld de eerste tape in de Dolores Smith collectie, een gemonteerde master, als volgt genummerd kunnen worden:

DS-00001-M

De verschillende afspraken voor nummering moeten op voorhand worden bepaald, net zoals de afspraken voor het uitschrijven van het nummer (bv. het gebruik van koppeltekens, enz.).

Consistentie is noodzakelijk: verander een systeem, eens het werd afgesproken, niet meer – tenzij dit absoluut noodzakelijk blijkt.

Etiketteren

Breng zuurvrije labels aan, zowel op de doos als op de videoband. Omdat labels kunnen uitdrogen en loskomen, verkiezen sommige archivarissen de videobanden en –dozen zelf rechtstreeks te etiketteren met archiefveilige permanente markeerstiften.

Labels zouden de volgende elementen moeten bevatten:
- titel
- kunstenaar
- datum
- generatie
- uniek identificatienummer

Conserveren

Conserveren (Intro)

Conserveren verwijst naar de handelingen die worden uitgevoerd om voorwerpen in hun huidige staat te bewaren en om iedere vorm van verder verval te voorkomen.

Omstandigheden voor de opslag van dragers

In optimale omgevingsomstandigheden zou een nieuwe videoband ongeveer tien jaar moeten meegaan. Maar videobanden kunnen tot dertig, en in sommige uitzonderlijke gevallen tot vijftig jaar bruikbaar blijven.

Correcte bewaringsomstandigheden geven je de nodige tijdsmarge om tapes correct te documenteren, en om werken te preserveren die onmiddellijke aandacht vereisen – terwijl videobanden met een lagere prioriteit stabiel kunnen worden gehouden. De beste temperatuur voor lange termijnbewaring is ongeveer 10°C, bij een relatieve vochtigheid van 25%, met weinig fluctuatie.

Deze bewaringsomstandigheden kunnen niet altijd worden gerealiseerd, maar videobanden zouden in elk geval moeten worden opgeslagen met aandacht voor de volgende parameters:
- Bewaar videobanden op metalen rekken in koele, droge en stabiele omstandigheden.
- Bewaar videobanden rechtop, zoals boeken.
- De bewaarplaats moet stofvrij zijn en zich buiten het zonlicht bevinden. De dozen en cassettes moeten schoon en stofvrij worden gehouden.
- Verifieer of er geen zuurhoudend plastic of papier in de doos aanwezig is: dit kan mogelijk de ontbinding versnellen.
- Waardevolle papieren documenten die in de doos worden aangetroffen, zouden afzonderlijk van de tape moeten worden bewaard; noteer hun aanwezigheid en de locatie in het relevante catalogusbestand.
- Meet de temperatuur en de vochtigheidsgraad maandelijks, om er zeker van te zijn dat de omgevingsomstandigheden niet fluctueren doorheen de tijd.
- Kijk je collectie tegelijkertijd na op microniveau; zorg ervoor dat de cassettedoosjes vrij zijn van vuil en stof.
- Schakel, vooraleer je een videocassette in het rek plaatst, de record tab uit om accidentele uitwissing in de toekomst te voorkomen.

Videobanden opwinden

De manier waarop een videoband is opgespoeld kan bijdragen tot een langere levensduur.

De videoband moet gelijkmatig en een beetje strak worden opgewonden, aangezien een gelijkmatig opgewonden videoband het minst vatbaar is voor externe schade. Je kan een gelijkmatige opwinding bereiken door de videoband op een gelijkmatig tempo tot het einde vooruit, of tot het begin terug te spoelen, maar wees voorzichtig met videobanden die beschadigd of in slechte staat zijn. Vermijd in geval van twijfel de videobanden af te spelen!

Voorbeelden van slechte spoelingen zijn: popped strands, pack slop, en flange pack.

Kleef de losse einden van open reel tapes met zuurvrije papiertape vast, want de uiteinden kunnen dubbel plooien of vervormen.

Voor consumentenformaten moet de tape op de take-up hub – de spoel waarop de tape terechtkomt wanneer hij wordt opgewonden – worden bewaard, voor niet-consumenten- of archiefformaten wordt hij bewaard op de supply hub: dat is de spoel van waaruit de tape wordt afgespeeld.

Apparatuur bewaren

Wil je videobanden correct kunnen opwinden en migreren, dan heb je goed functionerende apparatuur nodig. Het bewaren van apparatuur in je collectie kan daarom net zo belangrijk zijn als de preservering van de videobanden zelf. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de dragers hoogstwaarschijnlijk de afspeeltechnologie zullen overleven.

Hou rekening met de volgende zaken wanneer je je behoeften bepaalt m.b.t. apparatuur:
- Koop apparatuur van de beste kwaliteit die beschikbaar is.
- Hou de apparatuur steeds schoon en lijn ze correct uit, zodat ze de videoband niet beschadigt en geen afspeelfouten veroorzaakt.
- Hou in het bijzonder het pad van de videoband en de koppen proper.
- Als je van plan bent om videobanden voor vele jaren te bewaren, ook nadat het formaat in onbruik is geraakt, hou dan de handleidingen bij en leg een voorraad van reserveonderdelen en/of reservevideorecorders aan.

Preserveren en migreren

Preserveren en migreren (Intro)

Preservering verwijst naar het algemene proces waarbij de inhoud van een object wordt bewaard en zijn raadpleegbaarheid op lange termijn wordt verzekerd. Een onderdeel van het preserveringsproces is migratie, of het dupliceren van een videoband naar een nieuw archiefformaat, om zo de inhoud op lange termijn toegankelijk te houden.

Archiefformaten

Er bestaat een verscheidenheid aan analoge en digitale videobandformaten, die ontwikkeld werden om te beantwoorden aan specifieke gebruikersnoden. Voor de preservering van videobanden werd er nooit één bepaald standaardformaat bepaald.

Als goede archiefformaten worden professionele videobanden, die dik en sterk zijn, aanbevolen: ze zijn alomtegenwoordig en worden wijd ondersteund door de televisie- en productie-industrie. Voor de gewone consument worden speciale videoformaten geproduceerd die aan hun specifieke noden tegemoetkomen. Ze zijn meestal klein van formaat en niet erg robuust, en de videoband is dunner dan die van professionele tapes. Als preserveringsmaster kan zo’n videoformaat dan ook niet aanvaard worden.

De volgende twee videoformaten worden het vaakst voor preservering gebruikt:

Digital Betacam (of DigiBeta)
In de archiefgemeenschap wordt dit digitale formaat met lage comprimering momenteel beschouwd als beste keuze van preserveringsmaster. Dit stevige en betrouwbare digitale formaat levert de best beschikbare beeldkwaliteit. Wanneer men het gebruikt om andere DigiBeta te re-masteren, is er geen generatieverlies van de inhoud: DigiBeta maakt een exacte digitale kloon van het origineel. Een argument dat sommigen ervan weerhoudt om dit formaat te gebruiken is de hoge prijs. Ook de afspeelapparatuur is duur, en meestal enkel in professionele productieomgevingen verkrijgbaar.

Betacam SP
Dit analoge formaat zonder comprimering is zeer duurzaam en betrouwbaar. Bij migratie is het – vergeleken met de meeste andere analoge videoformaten – in staat om een maximaal niveau van informatie te behouden. Omdat Betacam SP een analoog formaat is, kan er op kopieën die van een dergelijke master worden gemaakt generatieverlies optreden.

Digitale bestanden

Op dit moment bestaat er binnen de archiefgemeenschap geen algemene consensus over een digitaal bestandsformaat dat geschikt is voor lange termijnbewaring van videobeelden.
Een groot voordeel van het opslaan van bestanden op digitaal formaat is de mogelijkheid om bestanden zonder generatieverlies te kopiëren. Er zijn ook voordelen qua kosten en ruimte: digitale opslag wordt steeds goedkoper, en de prijs zal in de nabije toekomst ook blijven dalen.

Wanneer men video digitaliseert zijn er echter een aantal variabelen die meespelen, zoals problemen rond comprimering, codecs en de compatibiliteit van de verschillende bestanden. Alhoewel er zich op dit gebied recent opwindende ontwikkelingen hebben voorgedaan, moeten deze kwesties onder archivarissen nog opgelost worden. (Eén zo’n belangrijk project vind je in de sectie ‘Case studies’ op deze website.)

Triage

Om een preserveringsprogramma op te starten en te onderhouden moet je eerst de banden identificeren die onmiddellijke aandacht vereisen. Vervolgens ontwikkel je een plan, waarbij je in het oog houdt welke middelen je aan het project kan besteden.

Voor het bepalen van tapes die bewaard moeten worden, kijk je eerst naar hun fysieke staat en herkomst: dit zijn de twee hoofdfactoren die de benodigde tijd en de noodzakelijke kosten zullen bepalen.

Bijkomende aandachtspunten:
- Verifieer, vooraleer je een tape migreert, of een andere organisatie een originele of hoge kwaliteitsversie van het werk heeft: dit zou een betere bron voor migratie kunnen zijn. Kijk daarom na of het werk reeds werd geconserveerd door een andere organisatie. Dit kan ook een duplicatie van middelen vermijden.
- Migreer de originele (eerste) generatie of de generatie die het dichtst bij het origineel ligt, om zo de hoogst mogelijke kwaliteit van preserveringsmaster te kunnen maken. (Tenzij een versie uit een volgende generatie duidelijk minder aangetast is, wat soms het geval is.)
- Merk op dat er meerdere masters en meerdere definities van de term ‘master’ kunnen bestaan, waardoor het nodig kan zijn om de maker van het werk te consulteren en meerdere tapes af te spelen om de beeldkwaliteit te vergelijken.
- Ga voorzichtig om met het afspelen van oudere, verslechterde tapes: dit kan permanente schade veroorzaken.

Binnenshuis werken versus uitbesteding

Sommige organisaties zijn tot de conclusie gekomen dat het investeren in een schoonmaak- en herformatteringsprogramma in eigen huis op lange termijn tijd en middelen kan besparen. Veel organisaties werken voor dit soort activiteiten echter via uitbesteding met betrouwbare videolaboratoria.

Contacteer, eens je de tapes ter preservering hebt geselecteerd, verschillende videolabs, en vergelijk hun kostenramingen. Voorzie de labs van zoveel mogelijk informatie, zoals formaat, lengte en staat van elke tape.

Denk eraan dat, eens het lab de tapes bekijkt en evalueert, de prijs kan wijzigen.

De grondbeginselen van migratie

Migratie vraagt om actie en vooruitziendheid – een evenwicht tussen korte en lange termijnplanning.

Hier volgt een overzicht van de basisprocedure:
- Maak een preserveringsmaster door de tapes te remasteren of naar een archiefformaat te migreren.
- Maak meer dan één master en bewaar de duplicaatkopie op een andere plaats om rampschade te vermijden.
- Aan het begin van de tape zou de preserveringsmaster één minuut kleurbalken en een referentietoon moeten bevatten. Dit zijn de referentiesignalen die gebruikt worden om de esthetische integriteit van de (inhoud van) de originele tape te verzekeren.
- Zorg ervoor dat de preserveringsmaster een tijdscode bevat. Dit signaal voorziet in een tijdsreferentie en helpt bij de correcte synchronisatie van het audiovisueel materiaal.
- Maak voor raadplegingsdoeleinden minstens één vertoningskopie van het werk, op VHS of dvd.
- Zorg ervoor dat de archiefmaster die off-site wordt bewaard nooit wordt afgespeeld, tenzij voor inspectie of voor het maken van nieuwe klonen voor archief- of tentoonstellingsdoeleinden.

Kwaliteitscontrole

Wees bereid om een grote hoeveelheid tijd te investeren in kwaliteitscontrole, een controle die soms zelfs langer kan duren dan de eigenlijke duur van het werk. Wanneer je het migreren van een tape uitbesteedt, zal er altijd kwaliteitscontrole op geremasterde tapes worden uitgevoerd: dit is een standaardpraktijk. Het is daarom belangrijk je eigen kwaliteitscontrole uit te voeren wanneer je tapes van het lab terugkrijgt.

Hier zijn enkele punten om in het achterhoofd te houden:
- Kijk de beeldkwaliteit van de nieuwe master, de back-upmaster en raadpleegkopieën na, door elke tape af te spelen op goed onderhouden apparatuur.
- Gedurende het migratieproces zou de transfer idealiter ook in real time moeten bekeken worden. Ook gedurende de kwaliteitscontrole zou dit moeten gebeuren: het laat de kijker toe om onmiddellijk potentiële fouten of glitches in het transferproces te identificeren.
- Indien je beperkt bent qua tijd en geld, doe dan een snelle check van elke tape aan het begin, midden en einde van de band. Dit wordt echter niet beschouwd als best practice.
- Check de kleurbalken op een gekalibreerde monitor en bevestig dat de audioniveaus correct werden aangepast voor referentie. Zo ben je zeker dat de preserveringsmaster de visuele en auditieve integriteit van de originele tape behoudt.
- Noteer observaties in de catalogus: verwijs indien mogelijk naar de tijdscode van de tape en documenteer het precieze tijdstip waarop zich problemen voordoen.
- Hou de observaties van het lab bij. Het lab zou moeten uitleggen hoe de tape werd omgezet, of er moeilijkheden waren, en hoe het beeld eruitzag tijdens het transferproces.
- Technische notities worden tijdens de omzetting bij voorkeur door technici gemaakt; deze notities moeten worden overgenomen in de catalogus.
- Documenteer specifieke informatie over de transfer, inclusief de datum en locatie, de naam van de technicus en alle veranderingen die zich tijdens het proces hebben voorgedaan.
- Toon de kunstenaar indien mogelijk zowel origineel als kopie, en dit op twee identiek gekalibreerde monitors. Zorg ervoor dat de chrominantie- en luminantieniveaus correct zijn.
- Als dit de eerste keer is dat je de inhoud van de tape ziet, is het nuttig om de inhoud van het beeld ook te catalogiseren. Maak hiervoor gebruik van een vertoningskopie.

Computergebaseerde kunst

Inleiding

Binnen het brede werkterrein van de conservering verandert niets sneller dan het digitale veld. Conservators hebben decennia of zelfs eeuwen de tijd gehad om de behandeling van fresco’s of marmeren beelden te optimaliseren. Veel digitale kunst is echter gebaseerd op technologie die amper tien jaar geleden uitgevonden werd – en die binnen vijf jaar misschien obsoleet zal zijn. De software die men nodig heeft om programma’s te traceren wordt onvindbaar, besturingssystemen worden vervangen, opslagmedia krijgen steeds sneller een upgrade. Al deze factoren samen zorgen ervoor dat digitale informatie een fragiele status heeft gekregen.

Bij de conservering van een computergebaseerd kunstwerk komt meer kijken dan louter de bewaring van digitale bestanden. Wat bewaard dient te worden voor de toekomst zijn niet enkel de data, maar ook al de nuances van de visie van de artiest in kwestie. En tijd is in dit proces essentieel. Zoals Richard Rinehart, hoofd van het Berkeley Art Museum en Pacific Film Archive zegt: “Bij digitale kunst is er geen ruimte om de dingen rustig hun gangetje te laten gaan. Als je binnen een spanwijdte van vijf jaar niets onderneemt om het werk te bewaren, zal het niet overleven.”

Ideale Praktijken ('Best Practices')

Ideale praktijken ('Best Practices') Intro

Computergebaseerde kunst is één van de meest efemere kunstvormen. Niet alleen de mediabestanden raken snel in onbruik, maar ook de software-, hardware- en besturingssystemen die nodig zijn om de bestanden af te spelen kennen een korte levensduur. Systemen die vandaag worden gebruikt, worden op een paar jaar tijd een technologie uit het verleden waardoor een belangrijk computergebaseerd werk mogelijk tot een vroegtijdige dood wordt veroordeeld.

Wereldwijd werken kunstenaars, programmeurs, archivarissen en conservators samen om strategieën te ontwikkelen voor de bewaring van deze kunstvorm. Een aantal grote initiatieven behandelen vraagstukken rond het documenteren,de authenticiteit, het bewaren van de intentie van de kunstenaar en andere kritische zaken. Maar de bewaring van computergebaseerde kunst is nog steeds een jong onderzoeksterrein. Hoewel ze gebaseerd is op praktijken en inzichten die reeds decennialang gebruikt worden door kunstconservators, heeft digitale preservering niet altijd duidelijk gedefinieerde standaarden en best practices. Dit heeft deels te maken met de nieuwheid van het medium, en deels met de zeer grote verscheidenheid aan werk die onder de noemer ‘computergebaseerd’ valt.

De tekst die volgt kan daarom niet gezien worden als een document voor ‘best practices’ in de strikte zin van het woord. In dit veld van preservering bestaan er geen afgebakende richtlijnen of ‘musts’, enkel basisprincipes die kunnen helpen om voor elke situatie de beste strategie te bepalen. Dit document is een work in progress dat ontwikkeld werd om de fundamentele problemen waarmee deze kunstwerken ons confronteren aan het licht te brengen, en om de meest recente onderzoek uit het veld samen te brengen.

Documenteren

Documenteren (Intro)

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de acties die men moet ondernemen om het werk te bewaren.

Het interactieve karakter van veel computergebaseerde kunst impliceert dat het documenteren ervan om een bredere waaier van gegevens vraagt dan het geval is bij single-channel-videowerken of conventionele films. Het catalogiseren vereist niet enkel het verzamelen van gegevens met betrekking tot de digitale bestanden waar het werk uit bestaat (zogenaamde metadata) maar ook informatie over het gedrag van het werk: wat het werk eigenlijk ‘doet’.

Gedrag

Computergebaseerde kunst die interactief of ‘time-based’ is, heeft unieke gedragspatronen die – wil men het werk accuraat bewaren - gedocumenteerd moeten worden. Idealiter vertrekt het documenteren van dit gedrag bij de kunstenaar. Daarom is het voor collectiehoudende instituten steeds gebruikelijker om de kunstenaar te interviewen of hem een vragenlijst laten invullen.

Dit soort interviews omvat vragen als:
- Wat is de productiegeschiedenis van het werk?
- Welke software, hardware en besturingssystemen werden gebruikt om het werk te maken?
- Wat is de essentie van het werk? Wat moet zeker bewaard worden doorheen het conserveringsproces, zodat het werk beschouwd kan worden als ‘intact’?
- Welke specifieke aanpassingen, die nodig zijn om het werk functioneel te houden, zijn acceptabel?
- Wat zijn de fysieke en conceptuele grenzen van het werk? Wat kan men zien als essentiële componenten, versus componenten die vervangen kunnen worden (bv. videospelers die obsoleet geworden zijn)?
- Wat zijn de belangrijke ‘gedragingen’ van het werk en wat is zijn essentiële ‘look and feel’? Welke kenmerken zijn essentieel – zonder dewelke men het werk als ‘dood’ gaat bestempelen?

Wanneer de originele dragers van een kunstwerk obsoleet zijn geworden, zal deze informatie van het grootste belang zijn.

Een ander nuttig aspect van documenteren heeft betrekking op de manier waarop een toeschouwer met een werk omgaat of in interactie treedt. Leden van het publiek interviewen; video- of foto-opnamen maken; de digitale mappenstructuur van een werk kopiëren; het gebruik van diagrammen of een korte beschrijving om bepaalde interacties met het werk samen te vatten: het komt allemaal van pas bij een toekomstige wederopbouw. (Hou echter in het achterhoofd dat dit soort documenteren zijn eigen bewaringsnoden met zich meebrengt.)

Andere vormen van documentatie zijn eveneens belangrijk. Verzamel aanvullend materiaal dat gerelateerd is aan de creatie, tentoonstelling en kritische ontvangst van het werk: tentoonstellingsgidsen, perskits en recensies, foto’s van de tentoonstelling of de installatie, etc.

Voor bijkomende informatie rond documenteren van nieuwe media en computergebaseerde kunst en de huidige ontwikkelingen in standaarden en schema’s kan u een kijkje nemen bij V2_’s Capturing Unstable Media project, de Database of Virtual Art van de Donau-Universiteit te Krems, het Variable Media Network van het Guggenheim Museum of de ArtBase van Rhizome.org.

Metadata

Zoals we reeds vermeldden zijn metadata data over data, die technische informatie over een digitaal bestand documenteren. Het gaat hierbij om kenmerken van de basiselementen van een werk (zoals creatie, datum en bestandsformaat) maar evenzeer om gedetailleerde informatie over codecs, compressie, etc.

Hoewel de eerder genoemde documenteringstrategieën ontwikkeld werden binnen de kunstwereld, zijn metadata ook belangrijk voor bibliotheken, archieven, ondernemingen, overheidsinstellingen – kortom, voor elke entiteit die omgaat met belangrijke informatie in digitale vorm. Het zijn instellingen als deze die onderzoek naar metadatastandaarden en -schema’s mee stimuleren.

In de wereld van de digitale kunst moet men er echter rekening mee houden dat, naast het in onbruik raken van formaten en hardware, de grootste risicofactoren bij de lange termijnbewaring van digitale werken bestaan uit menselijke fouten en slecht beheer van bestanden. Om een werk een lange levensduur te verzekeren is het essentieel om gegevens over bestanden en hun locatie consistent en zorgzaam te bewaren.

Om een goede documentatie te voorzien over de diverse, intrinsieke en verbonden componenten waaruit deze werken bestaan, is het essentieel om een inventaris op te maken. Bij elk bewegend beeld-, audio- of softwarebestand, en elk hardwareapparaat en besturingssysteem (nodig om het bestand te kunnen afspelen) moet dit op objectniveau gebeuren. Om alle delen van één enkel werk te kunnen identificeren moet elk catalogusbestand m.b.t. een bestanddeel van het kunstwerk bovendien verbonden worden met de catalogusbestanden in de database m.b.t. de andere bestanddelen van hetzelfde kunstwerk. Dit kan gebeuren door een uniek identificatienummer voor het werk te creëren en varianten van dit nummer te gebruiken voor elk individueel onderdeel.

Men moet een catalogusbestand over een werk creëren dat de inhoud van het werk beschrijft – met individuele catalogusbestanden op objectniveua voor de eraan gelinkte individuele bestanden. Aparte catalogusbestanden op objectniveau zijn noodzakelijk omdat digitale bestanden verschillende technische metadata en informatie m.b.t. creatie zullen hebben. Indien er verschillende versies van hetzelfde bestand bestaan (bv. een werkversie en een afgewerkte versie), moet men via het catalogusbestand kunnen identificeren welk bestand deel uitmaakt van de afgewerkte, ‘authentieke’ versie die men zal gebruiken voor het hercreëren of tonen van het werk.

In het algemeen kunnen metadata verdeeld worden in vier categorieën: beschrijvende metadata (die de inhoud van het werk beschrijven); technische metadata (die de technische creatie van het bestand beschrijven, en de benodigdheden om het bestand af te spelen); preserveringsmetadata en administratieve metadata (omvatten o.a. hoe het werk verworven werd, en informatie over de rechthebbenden).

De lijst van velden hieronder geeft een idee van wat elke categorie inhoudt en ook hoeveel data over één bestand men minstens moet verzamelen.

Beschrijvende metadata
(De beschrijvende data zouden onderdeel moeten zijn van het ‘werk’-catalogusbestand; de informatie die dit catalogusbestand bevat is dan toepasbaar op alle onderliggende versies van het digitale bestand.)
- Uniek identificatienummer
- Inschrijvingsnummer
- Titel
- Alternatieve titel(s)
- Kunstenaar(s)/maker(s)/ontwikkelaar(s)/designer(s): voornaamste betrokkenen en technische ploeg
- Datum van realisatie van de afgewerkte versie
- Beknopte beschrijving van het werk
- Onderwerp/genre: beschrijvingen over de inhoud die kunnen helpen het werk terug te vinden

Technische metadata
- Grootte van het bestand
- Generatie: belangrijk indien je wil meegeven dat het object een kloon is en je het aantal bestaande kopieën wil nagaan
- Versie, bv. werkbestand of afgewerkt bestand; dit wordt gebruikt om de authenticiteit te bepalen
- Deel van een editie
- Formaat van het bestand
- Datum van creatie van het bestand (niet van het uiteindelijke werk)
- Kleurprofiel: RGB of CMYK (kleur) of grijswaarden/monochroom (zwart en wit)
- Beeldfrequentie: aantal beelden per seconde
- Compressieschema (indien van toepassing)
- Compressie bitrate
- Met of zonder klank
- Hardware gebruikt om het bestand te maken
- Software/applicatie/programmaformaat gebruikt om het bestand te maken
- Hardware vereist om het bestand af te spelen
- Software vereist om het bestand af te spelen
- Andere vereiste weergaveapparatuur
- Onderscheid propriëtaire, open source en unieke componenten
- Installatie (indien van toepassing)
- Compatibele browsers
- Vereisten voor besturingssystemen
- Vereiste plug-in(s)

Preserveringsmetadata
- Inspectienotities
- Wie deed de inspectie?
- Beschrijving van ondersteunende documentatie
- Conserveringsnotities: omvat welke conserveringsacties gebeurden en wie deze uitvoerde
- Fysiek opslagmedium
- Fysieke opslaglocatie
- Locatie van de back-up server
- Datum van de laatste back-up

Administratieve metadata
- Datum van inschrijving
- Verworven van (schenker of verkoper)
- Uitgever van het werk
- Rechtenhouder
- Beperkingen

Algemene aanbevelingen

Het benoemen van bestanden
Bij de aanmaak van elk bestand moet men de vastgelegde benoemingsafspraken volgen en erop toezien dat men zeker de bestandsextensie vermeldt. Over deze afspraken moet aan het begin van het project worden beslist. De naam van het bestand zou kunnen gebaseerd zijn op het unieke identificatienummer. Het meest belangrijke aspect is dat de naam van het bestand uniek is en niet gekopiëerd wordt in een ander project, of elders op je servers. Geef het bestand geen eenvoudige benaming die mogelijk reeds gebruikt werd voor andere bestanden (bv. 001.tif, 002.tif, etc.).

Etiketteren van apparatuur en dragers
Hardwaretoestellen die nodig zijn voor het afspelen, opnemen en opslaan van werken (zoals harde schijven, zipdrives en monitors) kunnen beveiligd worden met zogenaamde ‘artifact identification tags’. Draagbare opslagmedia zoals floppydisks, zipdisks of optische schijven kunnen beveiligd worden met zuurvrije etiketten, die het unieke identificatienummer van het overeenkomstige werk aangeven.

Hou er rekening mee dat de kleeflaag van etiketten kan uitdrogen en ze hierdoor kunnen loskomen. Optische dragers zoals cd’s of dvd’s worden best opgeslagen in doosjes uit polipropyleen, met zuurvrije etiketten. Het unieke identificatienummer van een werk schrijft men best op de doorzichtige kern van het schijfje, met een permanente markeerstift met zachte viltpunt die watergebaseerd en niet-oplosbaar is.

Etiketten op doosjes zouden de volgende informatie moeten bevatten:
- Uniek identificatienummer
- Titel(s)
- Formaat/formaten van het bestand
- Kunstenaar/maker
- Datum waarop de kopie gemaakt werd
- Staat of versie van het werk

Inspecteren

Inspecteren (Intro)

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over een bestand verzameld wordt, ter voorbereiding op migratie naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van werken die reeds gepreserveerd werden of die nog moeten gepreserveerd worden.

In de analoge wereld worden werken regelmatig geïnspecteerd om tekenen van verval in de fysieke objecten op te sporen. In de context van digitale media bestaat inspectie uit het regelmatig nakijken van de werkzaamheid. Zo is het bijvoorbeeld belangrijk om na te gaan of de software en het besturingssysteem nog steeds werken (en zodoende de integriteit van het werk behouden blijft). Zulke inspectietests kunnen niet gebeuren zonder de gepaste hardware. Hardwaretoestellen moeten ook nagekeken worden op werkzaamheid, om te verzekeren dat het materiaal volledig functioneel is en blijft. Inspectie maakt duidelijk welke conserveringsacties noodzakelijk zijn.

De volgende karakteristieken of basiskenmerken van computergebaseerde kunst zouden gedurende de inspectie moeten worden nagekeken en in de catalogus beschreven:
- De snelheid van een werk: lijkt de navigatie van het werk (te) traag of (te) snel te gaan? (Denk erom dat een kunstenaar een werk bewust geprogrammeerd kan hebben om aan een bepaalde snelheid te draaien.)
- Ordening van beelden en/of tekst
- Leesbaarheid van beelden en/of tekst
- De functionaliteit van hyperlinks
- Kalibrering van de weergaveapparatuur

Voortdurende inspectie

Snel evoluerende technologieën en de dreiging van in onbruik raken maken een regelmatige inspectie en evaluatie van de integriteit van een computergebaseerd kunstwerk noodzakelijk. Het werk is immers een intern verbonden systeem van data, dataformaten, software en fysieke hardware.

Het is moeilijk om cijfermatig weer te geven hoe vaak items geïnspecteerd zouden moeten worden. In veel gevallen voorzien software-upgrades bijvoorbeeld geen terugwerkende compatibiliteit, waardoor zij – zonder voorafgaande waarschuwing – op korte tijd grote hoeveelheden digitale informatie onleesbaar maken.

Idealiter worden inspecties met een regelmaat van zes maanden uitgevoerd. Natuurlijk is dit niet altijd mogelijk, maar wanneer men een computergebaseerd werk in een collectie opneemt zou periodieke inspectie steeds moeten opgevat worden als een deel van de verantwoordelijkheid die het collectiehoudende instituut heeft tegenover het werk.

Test het werk zowel in zijn originele omgeving als in een zeer actuele omgeving, met het gebruik van de nieuwste versies software, besturingssysteem en/of hardware. Behoud meerdere kopieën van de originele software. Dit soort tests vormen de ideale gelegenheid om conserveringsrisico’s vast te stellen en te bepalen welke acties nodig zullen zijn wanneer het werk moet worden gemigreerd.

Gegevensopslag

Gegevensopslag (Intro)

Het opslaan van digitale media op een systeem van meerdere harde schijven (zoals RAID-6) of op een server dupliceert de data en houdt ze relatief veilig, op voorwaarde dat dit geheel goed beheerd wordt. Dit is de duurste manier van dataopslag.

Gezien de kost per megabyte gedaald is, wordt één externe harde schijf tegenwoordig beschouwd als een betaalbare oplossing die betrouwbaar genoeg is om de componenten van een digitaal werk op te slaan.

Spreiding

Spreiding is een belangrijk begrip, aangezien schijven als opslagmedium niet onfeilbaar zijn. Het is aangeraden om een back-up van het kunstwerk op minstens twee harde schijven op te slaan. Eén harde schijf kan op die manier achterblijven op een rek, liefst niet op dezelfde plaats als de andere harde schijf (om rampschade te voorkomen). Het is zelfs beter om spreiding te voorzien over meerdere formaten: maak bijvoorbeeld kopieën van de bestanden op harde schijf én op datatape. Het is verstandig om bestanden en uitgaande links die verdeeld werden over verschillende servers en/of mappen, en die tot één werk of project behoren, samen te brengen. Op die manier kan je een zeker overzicht over het werk behouden en meer controle uitoefenen over de individuele componenten. Dit is een essentiële stap in het behoud van websites.

Indien het instituut het zich kan veroorloven, is het ook goed om op een magnetisch tapeformaat voor computeropslag zoals Linear Tape-Open (LTO) een back-up te maken van de lokale data. Deze tapes zouden dan ook op een andere plaats opgeslagen moeten worden, om verlies bij rampen te voorkomen. Dit soort opslag vereist wel dat de computer zich in een ‘local area network’ bevindt, dat voorziet in back-ups van de tapes. Het is bovendien ook aanbevolen dat je de data opslaat op afzonderlijke media, die verschillende technologieën gebruiken. Op die manier is je archiefinfrastructuur niet afhankelijk van één technologie.

Draagbare opslagapparatuur zou bewaard moeten worden in een koele en donkere plaats, verwijderd van direct zonlicht en sterke magnetische velden. De lucht zou ook vrij moeten zijn van vuil, stof en chemicaliën.

Voor externe harde schijven en optische schijven biedt een inerte polipropyleenbehuizing bijkomende bescherming. Plaats de schijven verticaal in zuurvrije plastic doosjes. Bewaar opslagapparaten – wanneer ze niet gebruikt worden – op een rek. Dragers die lange tijd in een drive van de computer blijven zitten kunnen hitte- en mechanische schade oplopen.

Waarborg steeds de veiligheid van je collectie, door te verzekeren dat de originele bestanden een ‘read-only’ -status hebben en dat slechts een beperkt aantal betrouwbare conservators de originele werken kan raadplegen.

Kopieer het werk op opneembare compact discs voor raadpleging.

Een opmerking over goudkleurige ‘archief’-dvd-r’s en cd-r’s
Optische schijven zijn zeer vatbaar voor krassen en schade door hitte of vochtigheid. Bij hoge temperaturen kunnen ze delamineren. Ze kunnen ook beschadigd raken wanneer een vloeistof via de randen binnendringt in de bindlaag. Goudkleurige optische schijven hebben een 24-karaats reflectieve laag die niet oxideert of taant. De schijf bevat een organische phtalocyanine kleurlaag die volgens onafhankelijke studies de hoogste duurzaamheid heeft van alle lichtgevoelige kleurlagen. Over een lange tijdsperiode kan deze laag wel vergaan, vooral als de optische schijf bewaard wordt op een verlichte plaats; dit veroorzaakt fouten wanneer de laser de informatie zal proberen lezen die op de schijf werd opgenomen.

Opslag van apparatuur

Net zoals harde schijven moeten computerapparatuur en monitors constant koel en droog bewaard worden, en vrij van verontreinigende stoffen die zich in de lucht bevinden.

Preserveringsactiviteiten

Preservering verwijst naar het algemene proces waarbij de inhoud van een object bewaard wordt en zijn overleven op lange termijn verzekerd wordt.

Migratie – het overbrengen van digitale informatie van één hardware- en softwaresetting naar een andere – maakt onvermijdelijk deel uit van het preserveringsproces.

Inschatten van risico's: triage

Men kan mogelijke risico’s inschatten door gebruik te maken van een inventaris op objectniveau. Evalueer elke component uit de inventaris op tekenen van verval of in onbruik raken.

Maak een onderscheid tussen propriëtaire en open source bestandsformaten. Wie ontwikkelde de standaard in kwestie, en wanneer, en wie bezit hem momenteel? Welke software is nodig om het bestand te lezen/bekijken? Wordt het formaat nog steeds ondersteund?

Bekijk op gelijkaardige wijze de hardware die vereist is om het werk te kunnen afspelen. Wordt de softwareapplicatie in kwestie nog steeds ondersteund? Zijn er speciale installaties of plug-ins nodig? Wat is de hiërarchie en de algemene infrastructuur van het werk?

Wat zijn de vereisten voor weergave? Beschrijf de ‘look’ van het werk. Wat zijn de formele kwaliteiten (inhoud en kwaliteit van de beelden)? Wat zijn de instructies m.b.t. installatie die door de kunstenaar zelf gegeven werden?

Wat is de functionaliteit van het werk? Beschrijf de ‘feel’ van het werk. Hoe treedt de gebruiker in interactie met het werk? Wat zijn de variabelen?

Richt je bij preservering eerst op werken die fysiek verslechterd zijn of werken die componenten bevatten die niet langer actief zijn of niet langer onderhouden worden door de industrie.

Preserveringsstrategieën

Migratie
Migratie (herformatteren en vernieuwen) is een oplossing tegen het in onbruik raken en de verslechtering van dragers. Er bestaan meerdere niveaus van migratie. Men kan de originele integriteit en functionaliteit van het werk behouden door de hard- en software naar een nieuw besturingssysteem over te brengen, of men kan een obsoleet bestandformaat naar een nieuw formaat overbrengen.

Emulatie
Emulatie heeft betrekking op de heropbouw van de technische omgeving die nodig is om een object te kunnen bekijken. Deze strategie is enkel mogelijk indien informatie over de hard- en softwarevereisten bijgehouden wordt, zodat de originele omgeving door toekomstige systemen gereconstrueerd kan worden. Hoewel bij deze aanpak geen nood is aan het migreren van bestanden, moeten er voor elke hard- en softwareconfiguratie emulators worden aangemaakt. Dit kan een dure onderneming zijn.

Inkapseling
Inkapseling houdt in dat in een digitaal object alle componenten worden samengebracht die noodzakelijk zijn om toegang te voorzien tot het object in kwestie. Bij inkapseling voorzien fysieke of logische structuren (zogenaamde ‘containers’ of ‘wrappers’) informatie over de relaties tussen alle componenten van de data- en software-applicaties. Inkapseling heeft als doel de veroudering van bestandsformaten te overwinnen door details op te nemen over hoe de originele informatie rond een werk moet geïnterpreteerd worden.

Het is noodzakelijk om alle conserveringsacties en -experimenten te documenteren in de catalogus. Hoewel een archivaris zou moeten vermijden om wijzigingen te maken die de algemene functionaliteit of ‘look and feel’ van het werk zouden verstoren, moeten alle veranderingen die toch gebeuren best nauwkeurig gedocumenteerd en verduidelijkt worden.

Voor meer informatie over migratie en andere bewaringsstrategieën, bekijk de Cornell University Library’s Digital Imaging Tutorial en de Digital Preservation Strategy van de National Archives of Australia.

Kwaliteitscontrole

Idealiter zou de beoordeling van de kwaliteit van alle beelden in één collectie moeten gebeuren door dezelfde persoon, die daarbij gebruik maakt van dezelfde kalibreringsapparatuur en van dezelfde settings. Je personeel zou een opleiding moeten krijgen om op een correcte manier het uitzicht van een beeld te kunnen communiceren, zowel de formele als de inhoudelijke kenmerken.

Test het gedrag en de functionaliteit van een werk met de originele versie als ijking. Als het originele werk niet langer raadpleegbaar is, neem dan de documentatie van het origineel als uitgangspunt.

Technische variabelen die een invloed hebben op de weergave van het werk omvatten:
- Bestandformaat en compressie
- Gebruikerscomputer en weergavemogelijkheden (bv. type webbrowser)
- Kijkomgeving (geen ramen of reflecterend licht? neutrale grijze muren?)
- Monitormodel en monitorkalibreringen
- Netwerkverbindingen

Andere initiatieven en informatiebronnen

Een aantal organisaties en initiatieven leveren cruciaal werk op het vlak van de preservering van digitale kunst, o.a.:

International Network for the Conservation of Contemporary Art (INCCA)

Interpares2 - The International Research on Permanent Authentic Records in Electronic Systems

Matters in Media Art

The Variable Media Network

The Daniel Langlois Foundation

Basisvragen

Vaak is het moeilijk om te weten wanneer een digitaal preserverigsproject moet worden opgestart. Tussen verschillende computergebaseerde kunstwerken bestaan er bijna oneindig veel variabelen, zeker in vergelijking met de traditionele media, of zelfs met single-channel-video. Deze variabelen vormen de belangrijkste uitdaging voor hen die zich in de digitale wereld bezig houden met preservering. De vragen hieronder betreffen de elementaire aandachtspunten die bij de start van een dergelijk project in overweging moeten genomen worden.

Wat zijn de uitdagingen verbonden aan de bewaring van interactieve media?

Nieuwe media zijn nog meer afhankelijk van de steeds veranderende technologie dan single-channel-videowerken. Computerhardware, software, besturingssystemen en opslagmedia schieten steeds vaker tekort of raken in onbruik. In de jaren ‘80 boden laserdisks bijvoorbeeld meer variabiliteit dan videobanden, maar vandaag de dag zijn laserdiskspelers steeds moeilijker te vinden. Cd-roms die niet eens tien jaar oud zijn, kunnen niet meer worden afgespeeld met de meeste van de huidige besturingssystemen. Websites kunnen dagelijks aangepast worden.

Bovendien is een lange levensduur van digitale gegevens of bits nog steeds niet bewezen. Digitale bestanden moeten nog steeds worden bewaard op een fysiek opslagmedium, dat zelfs nog zorgvuldiger moet worden beheerd dan filmrollen in een kluis. Bruce Sterling stelt in zijn artikel Digital Decay: “Tape demagnetiseert, cd’s delamineren. Netwerken crashen. Er is een hele reeks nieuwe aspecten waarbij het kan mislukken, en die inherent zijn aan de aard van eigentijdse computers.”

Is het voor computergebaseerde werken niet voldoende om de bestanden op te slaan?

Neen. Computersoftware en besturingssystemen veranderen voortdurend en vaak verschijnen er verschillende versies in hetzelfde jaar. Soms worden er verbeteringen aangebracht zonder zich ernstig af te vragen of oudere media nog zullen worden afgespeeld op de nieuwe systemen. Hoe gegevens in de toekomst zullen worden vertaald kan moeilijk worden voorspeld en de ‘look and feel’ van een werk kan erg verschillen van systeem tot systeem. De relevante software- en besturingssystemen moeten dus samen met de mediabestanden (waarvoor ze nodig zijn) bewaard worden, en/of de bestanden moeten worden gemigreerd met veel aandacht voor kwaliteitscontrole.

Is het voldoende om schermafdrukken te maken van een website om het werk te bewaren?

Schermafdrukken kunnen nuttig zijn als documentatie, maar ze bieden noch de functionaliteit, noch de interactieve mogelijkheden van een webgebaseerd werk. Hoe een werk wordt ervaren, is grotendeels afhankelijk van specifieke webbrowsers, specifieke bestandstypes en mediaspelers. Wanneer de software, besturingssystemen, browsers en plug-ins een wezenlijk deel uitmaken van de functionaliteit van een werk, kan het nodig zijn om er kopieën van te bewaren. Soms is het vereist om een webgebaseerd werk te migreren of te emuleren naar een hedendaags platform.

Wat betekent het migreren of emuleren van een werk?

Migratie is de meest eenvoudige vorm van digitale bewaring. Het betekent eenvoudigweg het kopiëren van digitale bestanden naar nieuwe opslagmedia, waarbij er veel aandacht gaat naar het bewaren van alle kwaliteiten van het originele werk.

Emulatie is complexer. Conservator Caitlin Jones omschrijft emuleren als volgt: “Een werk emuleren betekent een manier bedenken om de originele ‘look and feel’ van het werk na te bootsen met totaal andere middelen. In het algemeen kan de term worden gebruikt voor het opnieuw creëren van de componenten van een kunstwerk, maar het heeft ook een specifieke betekenis in de context van digitale media. Hier biedt emulatie een krachtige techniek om een programma van een verouderde computer op een hedendaags exemplaar te laten draaien.”

Zijn er nog andere manieren om digitale werken te bewaren?

Zoals Richard Rinehart schrijft, kan het mogelijk zijn om “het werk volledig opnieuw te creëren, op eigentijdse media, gemaakt volgens de instructies van de kunstenaar, en waarbij het werk op stabielere media wordt opgeslagen en naar een nieuwere standaard of een nieuw platform wordt gemigreerd.”

Bronnen

Caitlin Jones, Seeing Double: Emulation in Theory and Practice (PDF file)
Richard Rinehart, Preserving the Rhizome ArtBase (PDF file)
Bruce Sterling, Digital Decay (PDF file)

Planningproces

Planningproces (Intro)

Voor het bewaren van een computergebaseerd kunstwerk kan een gelijkaardig procédé worden gevolgd als voor een traditioneel kunstwerk, maar sommige uitdagingen zijn specifiek voor digitale media. Vooral het documenteren is levensnoodzakelijk, en er zijn complexere opslagkwesties. Experts op dit vlak zullen je ook vertellen dat het meestal een menselijke fout is die verantwoordelijk is voor het vastlopen van digitale bestanden.

Potentieel schadelijker dan het in onbruik raken of slijtage zijn dan ook factoren als het niet in staat zijn om op toekomstige problemen te anticiperen, bestanden goed te identificeren, of de nodige informatie te bewaren. Deze planningsrichtlijnen zullen je hopelijk helpen om zulke problemen bij het bewaren van je collectie te vermijden. Voor meer informatie, zie het deel rond best practices op deze website.

Documenteren

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de handelingen die men moet uitvoeren om het werk te bewaren.

De eerste categorie van informatie die je moet documenteren is het gedrag. Hoe wordt het werk bijvoorbeeld gebruikt, hoe treden kijkers ermee in interactie, hoe leiden bepaalde acties tot andere acties?

Een ander belangrijk documentatiegebied zijn de metadata, of de data over data. Voor computergebaseerde kunstwerken zijn metadata heel belangrijk, omdat de componenten van dergelijke werken bijna nooit door mensen kunnen worden gelezen en zelden een bruikbare fysieke etikettering hebben. Voor computerbestanden is visueel onderzoek met andere woorden meestal zinloos – in tegenstelling tot film, waarvan de staat meestal zichtbaar is. Bij tapes staat er meestal ook nuttige informatie op het etiket, maar digitale bestanden kunnen gemakkelijk en snel van medium naar medium worden verplaatst, waardoor identificatie-etiketten verloren kunnen gaan.

Metadata kunnen worden onderverdeeld in vier grote categorieën: beschrijvende metadata (beschrijven de inhoud van het werk), technische metadata (beschrijven de technische creatie van het bestand en de vereisten voor het afspelen van het bestand), preserveringsmetadata en administratieve metadata (hoe het werk werd verworven en informatie over de rechten).

Inspecteren

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over een bestand verzameld wordt ter voorbereiding op migratie naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van werken die reeds gepreserveerd werden of die nog moeten gepreserveerd worden. Het onderzoek van digitale werken omvat een visueel aspect, zoals het controleren van een dvd op krassen, maar impliceert ook het testen van de functionaliteit van het werk.

Idealiter zouden inspecties om de zes maanden moeten uitgevoerd worden, om er zeker van te zijn dat de digitale bestanden en de apparatuur en systemen waarop de bestanden moeten worden afgespeeld nog goed werken.

Gegevensopslag

Voor het opslaan van een computergebaseerd kunstwerk worden dezelfde processen en technieken gebruikt als voor het opslaan van andere digitale informatie, en in dit gebied veranderen de best practices dus even snel als in eender welk informaticagebied. Maar die snelle veranderingen hebben wel een voordeel: hoe geavanceerder de technologie wordt, hoe goedkoper de opslag.

De volgende opslagopties zijn de belangrijkste; ze staan gerangschikt van duur naar goedkoop, en van zeer gewenst naar minder gewenst:
- Onafhankelijke harde schijven (bv. RAID-6)
- Externe harde schijven (high-density disks)
- dvd-r of cd-r (archiefkwaliteit /’gouden’ disks)

Onthoud dat spreiding – het bewaren van meerdere kopieën op meerdere plaatsen – een kritisch aspect is van de opslag van gegevens op lange termijn.

Preserveringsstrategieën

De specifieke aard van computergebaseerde kunstwerken vraagt om een voortdurende alertheid bij het opslaan ervan, en om het zorgvuldig kiezen van een lange levensduurstrategie. Bij digitale conservering worden drie belangrijke strategieën gebruikt.

Migratie (herformatteren en hernieuwen) biedt een oplossing voor het in onbruik raken of de slijtage van de drager. Er bestaan verschillende niveaus van migratie. Om de originele integriteit en functionaliteit van het werk te behouden, kan je hardware en software overzetten naar een nieuw besturingssysteem of een in onbruik geraakt bestandsformaat overzetten naar een nieuw formaat.

Emulatie heeft betrekking op de heropbouw van de technische omgeving die nodig is om een object te kunnen bekijken. Deze strategie is enkel mogelijk indien informatie over de hard- en softwarevereisten bijgehouden wordt, zodat de originele omgeving door toekomstige systemen gereconstrueerd kan worden.

Inkapselen betekent het groeperen in één digitaal object van alle componenten die nodig zijn om toegang te krijgen tot dat object.

Kwaliteitscontrole

Kwaliteitscontrole is noodzakelijk bij elke vorm van digitale opslag waarbij moet worden gekopieerd, gemigreerd of opnieuw geformatteerd. Net als inspectie heeft kwaliteitscontrole betrekking op het grondig testen van een nieuwe versie van het werk. Test de werking en functionaliteit van een werk en vergelijk het met de werking en functionaliteit van het origineel. Als het origineel niet langer toegankelijk is, vergelijk dan met de documentatie over het originele werk.

Conditierapporten

Rapporten en templates van Matters in Media Art

Matters in Media Art, een non-profit organisatie, heeft een aantal rapporten opgesteld die waardevol zijn voor het documenteren van de staat en levensvatbaarheid van computergebaseerde kunst.

Condition Report Template

Dit rapport geeft een overzicht van de elementaire informatie over bestaande kunstwerken en kan gebruikt worden als hulpmiddel bij zowel het conserveren als het tentoonstellen. Opgenomen gegevens zijn bijvoorbeeld elementaire installatie-instructies, en een algemene beschrijving van het kunstwerk en van de staat waarin het zich bevindt.

Condition Report Template Addendum: Discs

Dit formulier bevat gedetailleerde informatie over de status van het schijfje (dvd-rom, dvd, cd), inclusief een hulpmiddel om mogelijke defecten zoals krassen en vingerafdrukken, te noteren.

Condition Report Template Addendum: Hard Disc Drives

Dit formulier beschrijft de inhouden, het besturingssysteem , de werkzaamheid en andere informatie over een harde schijf die computergebaseerd werk bevat, of verbonden is aan een computergebaseerd werk.

Installation Template

Dit uitgebreid overzicht, dat bijna elke denkbare variabele bespreekt, bevat informatie over de aard van de tentoonstellingsruimte, het statement van de kunstenaar, vereisten voor stroomtoevoer en onderhoud, en zelfs gezondheids- en veiligheiddetails. Opnieuw, hoewel ontwikkeld voor tentoonstellingsdoeleinden, is het ook een waardevol hulpmiddel voor het vastleggen van preserveringsinformatie.

Over de bron van het document

Matters in Media Art
Curatoren, conservators, archivarissen en mediatechnische managers van New Art Trust, MoMA, SFMOMA en Tate hebben samen een consortium gevormd om best practice-richtlijnen te ontwikkelen rond de zorg voor tijdsgebaseerde mediakunstwerken (zoals video, film, dia, geluids- en computergebaseerde installaties). De website van Matters in Media Art biedt uitgebreide instrumenten, gerelateerd aan het tentoonstellen van mediakunst.

Budget

De budgetten voor de preservering van computergebaseerde kunst variëren zeer sterk. De elementaire factoren waarmee men rekening zou moeten houden staan hieronder. Beschouw deze vragen als een gids om het budget in kaart te brengen dat je nodig hebt om het werk in kwestie te preserveren.

Onderzoek/documentatie

• Hoeveel technische informatie m.b.t. het werk is momenteel beschikbaar?
• Hoeveel onderzoek zal moeten gedaan worden over zijn specificaties, geschiedenis, etc.?
• Wie zal verantwoordelijk zijn voor dit onderzoek?
• Indien de kunstenaar nog leeft en bereid is om te assisteren, zijn er bepaalde kosten verbonden aan zijn/haar deelname: reiskosten, lonen, etc.?
• Heeft een ander instituut reeds preserveringswerk gedaan rond dit werk? Kan een ander instituut aan het project bijdragen met onderzoek en/of expertise?

Apparatuur

• Zal het nodig zijn om nieuwe apparatuur aan te kopen voor dit project? Hou rekening met de volgende categorieën:
- Weergaveapparatuur/monitors
- Harde schijf/CPU
- Kabels/draden
- Afspeelapparatuur (bv. dvd-spelers)

Programmering

• Hoeveel nieuwe programmering zal nodig zijn om het werk functioneel te houden?
• Zal men het werk moeten
- Migreren
- Emuleren
- Inkapselen
• Hoeveel tijd zal een programmeur ongeveer nodig hebben om het werk in kwestie opnieuw op te bouwen, of om er op een andere manier aan te werken?
• Welk niveau van programmeringsexpertise zal nodig zijn? Gaat het om werken met wijdverspreide software zoals Flash of Director, of is er bijzondere software nodig, of software die ontwikkeld werd door de kunstenaar nodig?
• Hoeveel zal een programmeur - die beschikt over de nodige expertise - aanrekenen?
• Kan een schaaleconomie helpen bij het budgetteren? Zal het op lange termijn goedkoper zijn om een aantal werken met gelijkaardige problemen in één keer samen te conserveren?

Conservators

• Zal je de diensten van een conservator nodig hebben?
• Zo ja, hoeveel tijd zal de conservator nodig hebben voor het project, en hoeveel tijd om het tot een succesvol einde te brengen?
• In welke fase van het proces zal de conservator nodig zijn?

Gegevensopslag

• Hoeveel opslagruimte zal er nodig zijn wanneer het project is afgerond?
• Zal je enkel het afgewerkte werk opslaan, of ook onderdelen, bestanden, software, etc.?
• Welk type opslag is het best voor het project? (Dit wordt natuurlijk vaak bepaald door wat het instituut zich kan veroorloven.)
- Onafhankelijke harde schijven
- Server
- Verwijderbare harde schijf
- Cd-rom (niet de beste keuze)
• Moet er fysieke opslag worden voorzien voor de harde schijven etc.?
• Kan het klimaat van de opslagplaats correct gecontroleerd worden?

Materiaaltechnische problemen

Materiaaltechnische problemen (Intro)

Het complexe karakter van digitale kunstwerken zorgt ervoor dat de risico’s die door apparatuur worden veroorzaakt veelvuldig en divers zijn. Deze risico’s kunnen verdeeld worden in twee algemene categorieën: defect – de componenten werken niet meer – en in onbruik raken – de componenten zijn niet meer voorhanden, of zijn niet meer compatibel met huidige of nieuwere software, besturingssystemen, etc. Deze risico’s beïnvloeden de verschillende bestanddelen van computergebaseerde kunst op verscheidene manieren.

Opslagmedia

Voor elk digitaal object, zij het databank of kunstwerk, vormt het defect raken van de drager (door slecht gebruik of slijtage) een bijzondere zorg. Wanneer digitale dragers het laten afweten, doen ze dat vaak – in tegenstelling tot videotape en film – zonder zichtbare tekenen van verandering, en is de schade onvermijdelijk totaal. Een film kan beschadigd zijn en nog steeds vertoond worden; een videotape kan een deel van zijn signaal verliezen terwijl een (groot) deel toch nog gered kan worden: bij digitale media is het vaak een zaak van alles of niets. Een groot deel van dit risico kan echter vermeden worden door voorzichtige omgang en opslag.

Hou rekening met deze basisvereisten:
- Het eerste wat je doet om het risico op het defect raken van media te vermijden, is correct omgaan met het materiaal, en dit onder correcte opslagomstandigheden. (Zie de ‘best practices’-secties van deze website voor een gedetailleerde toelichting over de correcte omgang met dragers, ideale opslagtemperatuur, etc.)
- Omdat digitale informatie gekopieerd kan worden zonder generatieverlies, is spreiding (het maken van verschillende kopieën, idealiter bewaard op verschillende locaties) uiterst belangrijk om een lange levensduur van een digitaal werk te verzekeren. Indien één kopie het laat afweten, omwille van welke reden dan ook, kan de back-up gebruikt worden voor preserveringsdoeleinden.
- Magnetische dragers zoals floppy disks kunnen beschadigd worden door vuil, water, of blootstelling aan magnetische velden.
- Cd-roms en dvd’s kunnen kapotgaan door krassen, of kunnen delamineren ten gevolge van hitte.

Hardware en weergaveapparatuur

Gezien de weergaveapparatuur het meest zichtbare deel is van een computergebaseerd kunstwerk – vaak het enige zichtbare deel – kan een defect aan de apparatuur catastrofale gevolgen hebben. Voorzichtige planning kan helpen om deze catastrofe te vermijden. Een goed middel is het gebruik van een vragenlijst voor de kunstenaar, om zo een inzicht te krijgen in het soort aanvaardbare handelingen die je in het geval van defecte apparatuur kan ondernemen.

Belangrijke vragen zijn hierbij onder andere:
- Maakt de weergaveapparatuur integraal deel uit van het werk, of is het slechts een middel waardoor het werk zichtbaar gemaakt wordt?
- Waar kan je, indien de originele weergaveapparatuur defect raakt, terecht voor gelijkaardige apparatuur om de originele te vervangen?
- Welke kwaliteiten van de weergaveapparatuur zijn van groot belang voor het werk: aspect ratio, grootte, resolutie,…?
- Hoe worden deze kwaliteiten gedocumenteerd: geschreven documentatie, screen shots, installatiefoto’s?
- Hoeveel variatie op deze eigenschappen is aanvaardbaar wanneer het materiaal het laat afweten?

In onbruik raken

Tijdens de voorbije eeuw kwamen verscheidene speelfilmformaten op de markt, waarvan veel snel obsoleet werden. Analoge videokunstwerken werden ook gemaakt met behulp van talloze, nu in onbruik geraakte, formaten. Toch verdwijnen deze problemen in het niets in vergelijking met het duizelingwekkende aantal platformen, softwareprogramma’s, bestandsformaten en opslagmedia die gebruikt worden bij de creatie van computergebaseerde kunst. Elke bestanddeel van een digitaal kunstwerk is onderhevig aan ernstige risico’s op in onbruik raken – risico’s die het werk bijna onmiddellijk na zijn creatie kunnen bedreigen.

Besturingssystemen

Zoals elke gebruiker van een pc weet, kunnen de verschillende besturingssystemen – het onderliggende programma dat de functies en interactie van hardware, bestanden en software stuurt - problemen veroorzaken, zelfs voor recent gecreëerde data. Met de tijd vermenigvuldigen deze problemen zich alleen maar. Telkens een nieuwe versie van een besturingssysteem op de markt komt, kan ze ervoor zorgen dat eerdere versies in onbruik raken. Vijf jaar oude software zal misschien niet kunnen draaien op een nieuw besturingssysteem; een ouder besturingssysteem kan mogelijk niet bruikbaar zijn op een nieuwe computer.
Om deze reden is het noodzakelijk de werking van een digitaal kunstwerk regelmatig te controleren, inclusief het testen van zijn compatibiliteit met nieuwere besturingssystemen.

Software

Net zoals bij besturingssystemen veroorzaken veelvuldige updates van software conserveringsproblemen. Bestanden die gemaakt zijn met een eerdere versie van een programma zullen zich vaak verschillend gedragen – of helemaal niet meer werken. Het voortdurend controleren of een werk goed functioneert is hier eveneens noodzakelijk.

Waar mogelijk zouden gedetailleerde gegevens van softwareversies, zoals die gebruikt werden in de creatie en weergave van een werk, moeten bijgehouden worden. Hetzelfde geldt voor de relevante cd-roms of schijven, handleidingen, etc.

Een bijkomend probleem gerelateerd aan het in onbruik raken is de kwestie van propriëtaire versus open-source-software. Veel computergebaseerde kunst werd gemaakt met propriëtaire software. De ontwikkeling van programma’s zoals Flash, QuickTime of Director staat onder controle van ondernemingen met weinig interesse voor langetermijnbewaring. Het aanpassen van deze software voor preserveringsdoeleinden is niet altijd mogelijk, en in sommige gevallen zou het auteurswetten kunnen schenden.

Steeds meer kunstenaars beginnen echter open-source software te gebruiken, wat een veel grotere bewegingsvrijheid toelaat op het vlak van aanpassingen. Met het oog op de preservering van computergebaseerde kunst, bevelen veel experts dan ook sterk het gebruik van open-source software aan.

Opslagmedia

Het in onbruik raken van opslagmedia is in het bijzonder een probleem voor magnetische dragers. Bovenop de blootstelling aan risico’s van fysieke achteruitgang kunnen oude opslagmedia zoals floppy disks, Bernoulli-disks, etc. problematisch worden wanneer de nodige drives zeldzaam worden en het problematisch om toegang te krijgen tot de opgeslagen gegevens. Een ander probleem is dat de software, nodig om deze drives te sturen, vaak niet compatibel is met meer recente besturingssystemen.

Interviews

Interview met Sara Tucker

De Dia Art Foundation is een Newyorks instituut zonder winstoogmerk dat werd gesticht in 1974 en dat internationaal bekend is voor het initiëren, ondersteunen, presenteren en preserveren van kunstprojecten. Het is in de internationale kunstwereld een belangrijk forum voor interdisciplinaire kunst en kritiek.

De persoon die, samen met curator Lynne Cooke, sinds het begin verantwoordelijk is voor Dia’s webprojecten is Sara Tucker. Zij begon op het einde van 1990 voor Dia te werken na een opleiding Duits en film. Op dat moment telde het instituut welgeteld één computer. Vandaag is ze niet enkel verantwoordelijk voor de webprojecten, maar ook voor Dia’s volledige IT-management.

Lees hier het interview met Sara Tucker(enkel beschikbaar in het Engels).

Interview met Chris Doyle

Kunstenaar Chris Doyle bespreekt zijn werkmethoden, en de uitdagingen die zich stellen op het vlak van de preservering van zijn computergebaseerde werken.

Lees hier het interview met Chris Doyle (enkel beschikbaar in het Engels).

Interview met Francis Hwang

Online kunstenaar en conservator Francis Hwang bespreekt de preservering van webgebaseerde kunst en netwerkkunst.

Lees hier het interview met Francis Hwang (enkel beschikbaar in het Engels).

Case studies

The Erl King

The Erl King was een zeer vroeg interactief videowerk. Een studie naar emulatie als middel om het overleven van het werk op lange termijn te verzekeren, werd in 2002 opgezet door het Variable Media Network.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

net.flag

Onder auspiciën van het Variable Media Network bespreken conservator John Ippolito en kunstenaar Mark Napier de uitdagingen die zijn webgebaseerd werk net.flag op het vlak van preservering creëert (2002).

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

reBlog

Eyebeam’s reBlog maakt het gasten mogelijk om feeds te selecteren die door kunstenaars, curatoren, bloggers, en nieuwssites worden verstrekt.” Pamela J. Smith maakte in 2005 een inschatting van de toekomstige preserveringsnoden van de site.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

Waking Dream

In 2004 rondde InterPARES, het International Research on Permanent Authentic Records in Electronic Systems, een case studie af over een interactief computergebaseerd performance werk genaamd “Waking Dream”.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

Literatuur

Dit onderdeel verzamelt wetenschappelijke artikels en essays over de preservering van computergebaseerde kunst. De volgende sleutelteksten onderzoeken de complexe problemen die ontstaan wanneer men te maken heeft met dit soort werken.

Richard Rinehart, “A System of Formal Notation for Scoring Works of Digital and Variable Media Art”

In 2004 stelde Richard Rinehart voor wat hij beschreef als “A new approach to conceptualizing digital and media art forms.” Deze tekst geeft zowel een overzicht van vroeger onderzoek op dit vlak als van bestaande metadatastandaarden. Hij beschrijft ook Rineharts “Media Art Notation System.”

Lees hier het essay.

Jeff Martin, “Voyager Company CD-ROMs: Preserving commercially-produced interactive media”

Tijdens de late jaren tachtig en vroege jaren negentig werden verschillende interactieve cd-roms op de consumentenmarkt geïntroduceerd. Eén van de belangrijkste spelers op deze markt was de Voyager Company. Tegenwoordig kampen deze cd-roms met dezelfde preserveringsproblemen als veel mediakunstwerken. Deze case studie gaat in op de geschiedenis van het bedrijf – en op hoe het vandaag gesteld is met zijn cd-roms.

Lees hier het essay.

Luciana Duranti, “Preserving Authentic Electronic Art Over the Long-Term: The InterPARES 2 Project”

InterPARES2 is een internationaal initiatief dat de preservering van dynamische en interactieve digitale bestanden onderzoekt. Deze tekst gaat dieper in op de algemene onderzoeksobjecten van InterPARES2, maar ook op het kader en de doelstellingen van het project.

Lees hier het essay.

Installatiekunst

Inleiding

De term ‘installatiekunst’ kan gebruikt worden om werken te beschrijven die plaatsgebonden zijn, en vaak door de kunstenaars voor specifieke tentoonstellingsruimtes werden geconcipieerd. Deze werken (gemaakt met vrijwel elk(e) mogelijke drager, materiaal of object) kunnen bestendig zijn als beton, of efemeer als een suikerspin, waardoor de preserveringsnoden al even uiteenlopend zijn. Deze website zal zich echter toespitsen op een nauwer gamma van installatiecomponenten, namelijk diegene waarnaar men gewoonlijk verwijst met de term ‘media’. Deze overkoepelende term omvat zaken als analoge videotape, ‘born-digital’-filmbeelden en computergebaseerde interactieve apparaten.

Omwille van hun complexe karakter kunnen installatiewerken een breed scala aan preserveringsexpertise vereisen – een expertise die vaak ontwikkeld werd door conservators wiens specialisme elders ligt. Het bewaren van de videocomponent van een installatie omvat bijvoorbeeld dezelfde handelingen als diegene die nodig zijn om elk ander videowerk te preserveren. Hetzelfde geldt voor de digitale componenten van het werk. Om deze reden zal er een zekere mate van overlapping zijn tussen deze sectie en de andere conserveringssecties van deze website.

Ideale Praktijken ('Best Practices')

Ideale praktijken ('Best Practices') Intro

Bij de preservering van installatiekunst komen alle aspecten van het preserveringsveld aan bod: een weerspiegeling van de brede waaier aan praktijken die wordt gehanteerd bij de creatie van dit soort werk. Zoals het de mediagebaseerde inhoud van deze website past, zullen de best practices inzoomen op één specifiek aspect – namelijk op hoe de dragers die onderdeel zijn van een installatiewerk op lange termijn bewaard kunnen worden. Zelfs dan is dit document slechts een work-in-progress, dat werd opgesteld om de fundamentele vragen die deze kunstwerken opwerpen in kaart te brengen, en om het recentste onderzoek in het veld te verzamelen.

Documenteren

Documenteren (Intro)

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de handelingen die ondernomen werden om het werk te bewaren.

Een installatie kan bestaan uit verschillende elementen, en kan samengesteld zijn uit verschillende materialen die geen elektronische dragers zijn. Daarom is het cruciaal om, zodra een werk wordt opgenomen in een collectie, al zijn componenten te documenteren – inclusief het gedrag. Beschrijf zowel de dragers die onderdeel zijn van een werk als de apparatuur die zijn presentatie mogelijk maakt.

Het is ook belangrijk om de fysieke ruimte en omgeving waarin het werk is geïnstalleerd te documenteren. In deze zin zou een conservator een media-installatie moeten behandelen als een speciaal soort sculptuur. Elk deel is even belangrijk als het geheel.

Inventariseren en catalogiseren

De eerste fase van elk preserveringsproject is het in kaart brengen van de noden van het object/de objecten in kwestie. Voor een installatie met meerdere, onderling afhankelijke, componenten is een basisinventaris een noodzakelijke stap in dit proces. Het is belangrijk om niet alleen de verschillende dragers te documenteren, maar ook de afspeel- en weergaveapparatuur, die vaak even integraal deel uitmaakt van het werk. Het is daarom ideaal om een installatie in de vroege stadia van het preserveringsproces volledig te catalogiseren.

Dit is echter niet altijd makkelijk of haalbaar. In plaats hiervan is een basisinventaris op objectniveau – met informatie verzameld op papier of in een spreadsheet (bv. Excel) – een goede eerste stap.

Let bij het inventariseren in het bijzonder op beschadigde of zichtbaar verslechterde elementen en noteer de algemene samenstelling van de installatie.

Om een basisinventaris te maken van een installatie, documenteer je het volgende:
- Uniek identificatienummer
- Inschrijvingsnummer voor het werk
- Titel
- Kunstenaar(s)/maker(s)/ontwikkelaar(s)/designer(s): voornaamste betrokkenen en technische ploeg
- Datum van realisatie van de afgewerkte versie
- Dragerformaat/-formaten
- Verschillende leeftijden van de gebruikte dragers
- Een lijst van de apparatuur waarop de producent, het serienummer en de verkoper van elk onderdeel worden weergegeven
- Een lijst met de andere materialen die deel uitmaken van de installatie (indien van toepassing)
- De fysieke staat van alle dragers, apparatuur en ander materiaal
- Korte beschrijving van de relatie van de individuele delen tot het hele werk

Het is noodzakelijk om tijdens het preserveringsproces het materiaal dat gepreserveerd wordt grondig te catalogiseren. Hoewel het niet nodig is om volledige catalogusbestanden te creëren bij de start van het proces, is het belangrijk dat het catalogiseren zo vroeg mogelijk onderdeel wordt van het preserveringsproces.

Catalogiseren kan verrassend ingewikkeld zijn, want om de catalogusgegevens tussen verschillende instituten en databanken consistent te houden, hebben bibliothecarissen en archivarissen verschillende standaarden bepaald. Als je voor de eerste keer een databank met catalogusbestanden aanmaakt is het daarom nuttig een archivaris of bibliothecaris te raadplegen, zodat je zeker bent dat je de juiste informatie verzamelt, en dat je ze op een correcte manier organiseert.

Een belangrijk aspect bij het catalogiseren is het gebruik van een consistente woordenschat. De algemeen gebruikte standaard voor het catalogiseren van bewegend beeldmateriaal is Archival Moving Image Materials: A Cataloging Manual, tweede editie, beter bekend als AMIM-2. Deze is beschikbaar in veel onderzoeks- en universiteitsbibliotheken, en voorziet in gedetailleerde standaarden voor het beschrijven van zowat alles: van tapeformaten tot titelvariaties.

Een diepgaande discussie over catalogiseringsprincipes en -praktijken vindt men op de website van Moving Image Collections (MIC). Regels voor catalogisering zijn beschikbaar op de website van de International Federation of Film Archives (FIAF).

Maak een catalogusbestand aan op werkniveau dat de installatie beschrijft, met individuele bestanden voor alle dragers die onderdeel zijn van de installatie, en voor alle apparaten die ermee verbonden zijn. Afzonderlijke catalogusbestanden op objectniveau zijn voor elk bestanddeel nodig, omdat tapes en ‘born-digital’-bestanden verschillende technische metadata (zoals catalogiseringsgegevens) en ontstaansinformatie hebben – en bijgevolg eventueel verschillende preserveringsnoden.

Voor de hele installatie zou een catalogusbestand opgemaakt moeten worden (op papier of spreadsheet of in een database) dat de volgende elementen bevat:

Beschrijvende metadata:
- Uniek identificatienummer
- Inschrijvingsnummer voor het werk
- Titel
- Alternatieve titel(s)
- Kunstenaar(s)/maker(s)/ontwikkelaar(s)/designer(s): voornaamste betrokkenen en technische ploeg
- Datum van realisatie van de afgewerkte versie
- De verschillende leeftijden van de gebruikte dragers
- Notities die geschreven staan op de installatie of op individuele dragers die onderdeel zijn van de installatie
- Beknopte beschrijving van het werk
- Onderwerp/genre: beschrijvingen over de inhoud die kunnen helpen om het werk terug te vinden

Technische metadata:
- Totaal aantal gebruikte dragers
- Aantal elementen per formaat (bv. 3/4”, Digital Betacam, etc.)
- Maakt het werk deel uit van een editie?
- Monitor- of projectievereisten
- Een lijst van de apparatuur waarop de producent, het serienummer en de verkoper van elk onderdeel worden weergegeven
- Een lijst met de andere materialen die deel uitmaken van de installatie (indien van toepassing)
- Specificaties omtrent plaats en omgeving: afmetingen van de ruimte, de lichtniveaus, de akoestiek en de stroomvereisten

Preserveringsmetadata:
- Inspectienotities, incl. de naam van de persoon die de inspectie uitvoerde
- Fysieke staat
- Beschrijving van ondersteunende documentatie
- Conserveringsnotities, incl. welke handelingen er door wie ondernomen werden
- Fysiek opslagmedium
- Fysieke opslagplaats
- Opslaggeschiedenis (indien gekend)
- Overzicht van in onbruik raken van formaat of apparatuur (indien van toepassing)

Administratieve metadata:
- Aankoopdatum
- Naam van de persoon die het werk schonk of die het verkocht
- Uitgever van het werk
- Rechtenhouder
- Beperkingen

Aanvullend op de beschrijvende, technische, preserverings-, en administratieve metadata voor het volledige werk, zouden de catalogusbestanden die specifiek de tapes beschrijven (die onderdeel zijn van het werk), de volgende minimuminformatie moeten bevatten:

Descriptieve metadata:
- Uniek identificatienummer

Technische metadata:
- Datum
- Formaat
- Generatie
- Met of zonder klank
- Geluidskanalen en balans
- Kleur of zwart-wit
- Duurtijd
- Type tape

Preserveringsmetadata:
- Fysieke staat
- Inspectienotities, incl. de naam van de persoon die de inspectie uitvoerde
- Niveau van dreiging van in onbruik raken
- Conservatienotities, incl. welke handelingen er door wie ondernomen werden
- Fysiek opslagmedium
- Fysieke opslagplaats

Bovenop de beschrijvende, technische, conserverings-, en administratieve metadata voor het werk in zijn geheel, zouden de catalogusbestanden die specifiek de ‘born-digital’-bestanden beschrijven (die onderdeel zijn van het werk), de volgende minimuminformatie moeten bevatten:

Descriptieve metadata:
- Uniek identificatienummer
- Bestandsnaam

Technische metadata:
- Aanmaakdatum van bestand(en)
- Formaat van het bestand
- Grootte van het bestand
- Generatie: belangrijk indien je wil meegeven dat het object een kloon is en je het aantal bestaande kopieën wil nagaan
- Versie, bv. werkbestand of afgewerkt bestand; dit wordt gebruikt om de authenticiteit te bepalen
- Met of zonder klank
- Geluidskanalen, balans en synchronisatie
- Kleurprofiel: RGB of CMYK (kleur) of grijswaarden/monochroom (zwart en wit)
- Beeldfrequentie: aantal beelden per seconde
- Duurtijd (indien gelooped: inclusief tijd tussen de loops)
- Compressieschema (indien van toepassing)
- Compressie bitrate
- Hardware gebruikt om het bestand te maken
- Software/applicatie/programmaformaat gebruikt om het bestand te maken
- Hardware vereist om het bestand af te spelen
- Software vereist om het bestand af te spelen
- Onderscheid propriëtaire, open source en unieke componenten
- Compatibele browsers
- Vereisten voor besturingssystemen
- Vereiste plug-in(s)

Preserveringsmetadata:
- Fysieke staat
- Inspectienotities, incl. de naam van de persoon die de inspectie uitvoerde
- Niveau van dreiging van in onbruik raken; beschikbaarheid van back-upapparatuur en reserveonderdelen
- Beschrijving van de ondersteunende documentatie
- Conservatienotities, incl. welke handelingen er door wie ondernomen werden
- Fysiek opslagmedium
- Fysieke opslaglocatie
- Locatie van de back-up op de server
- Datum van de laatste back-up

Bij de aanmaak van elk bestand moet men de vastgelegde benoemingsafspraken volgen en erop toezien dat men zeker de bestandsextensie vermeldt. Over deze afspraken moet aan het begin van het project worden beslist.

Zie voor een meer gedetailleerde uitleg i.v.m. metadata voor digitale bestanden: Computergebaseerde kunst: Ideale praktijken (‘Best Practices’).

Opmerking
Veel collecties bevatten in onbruik geraakte formaten, die niet altijd te identificeren zijn door niet-experten. Deze obscure tapes hebben vaak de meeste aandacht nodig. Een accurate beschrijving van hun formaten is dan ook essentieel. Zie de volgende website voor meer informatie over de identificatie van videoformaten: The Texas Commission on the Arts Videotape Identification and Assessment Guide.

Gedrag en omgeving

Naast het documenteren van de individuele bestanddelen van een installatie moet je, wil je het kunstwerk accuraat en langdurig kunnen bewaren, ook zijn gedrag documenteren. ‘Gedrag’ betekent niet alleen de manier waarop de installatie zich gedraagt of reageert, maar ook de manier waarop de installatie werkt onder een bepaalde set van voorwaarden – die door de kunstenaar bepaald werden. De ideale methode om dit gedrag te documenteren vertrekt bij de kunstenaar. Het is in collectiehoudende instituten dan ook steeds vaker gebruikelijk om interviews met kunstenaars af te nemen, of om hen een vragenlijst te laten invullen.

Mogelijke vragen die je de kunstenaar kan stellen:
- Wat is de productiegeschiedenis van de installatie?
- Wat zijn de originele formaten en wat (in het geval er een verschil is) zijn de tentoonstellingsformaten?
- Wat is de essentie van het werk? Voorzie een kunstenaarsstatement.
- Wat zijn de belangrijke gedragingen van het werk en wat is zijn essentiële ‘look and feel’?
- Welke apparatuur werd er gebruikt? Heeft de kunstenaar bepaalde apparaten aangepast?
- Maakt de apparatuur integraal deel uit van het werk?
- Hoe bestaat het werk in een gegeven ruimte? Beschrijf de omgeving, inclusief verlichtingsomstandigheden en geluidsniveaus. Voorzie in afmetingen van de installatieplaats(en).
- Beschrijf publieks- of gebruikersrespons.
- Is verandering onvermijdelijk?
- Indien ja, welke verandering is dan aanvaardbaar?

Deze informatie zal nodig zijn indien het werk ooit geherinterpreteerd dient te worden, bijvoorbeeld in het geval van in onbruik raken van de originele drager(s), of wanneer het in een andere ruimte wordt geïnstalleerd.

Omdat installaties plaatsgebonden zijn, is het nuttig om te documenteren hoe een publiek op een specifieke plaats reageert of met een werk in interactie treedt. Met een toekomstige wederopbouw in het achterhoofd is het o.a. nuttig om leden van het publiek te interviewen en foto’s te nemen (of video-opnames te maken) van de installatie, en overzichten te geven van bepaalde interacties of uitwisselingen met het werk. Dit alles met behulp van diagrammen of een korte beschrijving. (Hou in het achterhoofd dat dit soort documentatie zijn eigen preserveringsnoden met zich meebrengt.)

Andere vormen van documentatie zijn eveneens belangrijk. Verzamel hulpmaterialen die verbonden zijn aan het werk, zoals blauwdrukken of specificaties van de ruimte, technische tekeningen, tentoonstellingsgidsen of persboeken.

Voor meer informatie over het documenteren van media-installaties, een uitzonderlijke case studie en een verzameling vragen die je aan kunstenaars kan voorleggen, zie Pip Laurenson’s Developing Strategies for the Conservation of Installations Incorporating Time-Based Media: Gary Hill’s “Between Cinema and a Hard Place” en The Conservation and Documentation of Video Art. Bekijk voor bijkomende informatie over de documenteringsstrategie de concepten achter de ArtBase Artist Questionnaire van Rhizome.org en de Variable Media Questionnaire van het Guggenheim Museum. (Opgelet: om toegang te hebben tot deze online vragenlijsten moet je lid zijn van Rhizome en van het Variable Media Network.)

Een duidelijker beeld van de preserveringsnoden krijg je met een catalogusbestand voor het werk op objectniveau – met hierin details over gebruikte fysieke materialen en ‘look and feel’. Op basis hiervan kan je ook de kosten voor de preservering van de installatie inschatten. Deze informatie is tevens noodzakelijk wanneer men sponsors benadert – die vaak een klare kijk willen hebben op de omvang van het project.

Nummeren

Het is voor een installatie nuttig om een uniek nummer toe te kennen aan het werk in zijn geheel, en om variaties op dit nummer toe te kennen aan elke bestanddeel; bij het catalogiseren is het dan ook noodzakelijk om voor elk individueel object een uniek identificatienummer te hebben. Daarbij zou het nummeringsysteem zo eenvoudig mogelijk moeten zijn: het systeem kan de verzameling of maker beschrijven, een nummer toekennen, en details geven over formaat en generatie. De videotriptiek Anima (2000) uit de Bill Viola-collectie, die bestaat uit drie afzonderlijke, tegen de muur gemonteerde monitors (die drie verschillende videobronnen weergeven) zou bijvoorbeeld als volgt kunnen genummerd worden:

BV-00001 – voor het hele werk
BV-00001-M1 – voor elke drager die onderdeel is van het werk
BV-00001-M2 – voor elke drager die onderdeel is van het werk
BV-00001-M3 – voor elke drager die onderdeel is van het werk

De verschillende afspraken m.b.t. het nummeren zouden op voorhand moeten worden vastgelegd, net als de afspraken voor het uitschrijven van het nummer (bv. het gebruik van koppeltekens, etc.).

Etiketteren

Voorzie zuurvrije etiketten met het overeenkomstige unieke identificatienummer:
- op de installatie
- op elke drager die onderdeel is
- op hardwareapparaten die nodig zijn om het werk af te spelen en weer te geven, incl. afspeelapparatuur en monitors.

Etiketteer ook de draagbare opslagmedia voor computergebaseerde kunstwerken, zoals floppydisks, zipdisks of optische schijven. Deze apparaten zouden het unieke identificatienummer moeten dragen van het werk waar ze naar verwijzen.

Het is natuurlijk belangrijk dat het etiket discreet aangebracht wordt, zodat het de algemene look van het werk niet verstoort.

Hou er rekening mee dat de kleeflaag van etiketten kan uitdrogen en dat ze hierdoor kunnen loskomen. Optische dragers zoals cd’s of dvd’s worden best opgeslagen in doosjes uit polipropyleen, met zuurvrije etiketten. Het unieke identificatienummer van een werk schrijft men best op de doorzichtige kern van het schijfje, met een permanente markeerstift met zachte viltpunt die watergebaseerd en niet-oplosbaar is.

Etiketten zouden de volgende informatie moeten bevatten:
- Uniek identificatienummer
- Titel(s)
- Kunstenaar(s)/maker(s)/ontwikkelaar(s)/designer(s)
- Datum van het werk en datum van het fysieke medium
- Formaat/formaten
- Generatie, staat of versie van het werk

Inspecteren

Inspecteren (Intro)

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over de conditie van een tape of bestand wordt verzameld, ter voorbereiding op de migratie naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van werken die reeds preserveerd werden of die nog moeten gepreserveerd worden.

Inspecteren bij opname in de collectie en catalogisering

Een gedetailleerde fysieke inspectie van de installatie en haar materialen kan een grote hoeveelheid informatie over het werk opleveren. Het kan de archivaris, conservator en verkoper eveneens helpen bepalen welke stappen nodig zijn om de mediacomponenten te migreren naar een nieuw formaat. De inspectie van videobanden is een relatief ongecompliceerd proces, maar het moet op een correcte manier gebeuren, met bijzondere aandacht voor details.

Inspecteren van magnetische videobanden

De inspectie van videobanden is een relatief ongecompliceerd proces, maar het moet op een correcte manier verlopen, met bijzondere aandacht voor details. Een eenvoudig formulier voor de inspectie van videotapes vind je in de conditierapport-sectie van deze website. Zie ook de Association of Moving Image Archivists’ guide to videotape inspection voor een stap-voor-stapgids voor fysieke inspectie.

Algemeen
- Inspecteer de fysieke staat van elke videoband terwijl je hem inventariseert en klaarmaakt voor langetermijnopslag.
- Identificeer de videobanden die een grotere nood hebben aan onmiddellijke aandacht en bepaal welke banden een hoge, midden of lage preserveringsprioriteit hebben.
- Documenteer je observaties en bevindingen in de catalogus.

Tekenen van actief verval of potentiële schade

• Een indringende azijnachtige geur: het azijnsyndroom.
• Witte of bruine schimmel (zie de raadgeving over beschimmelde banden beneden!).
• Wit of bruin poeder op het einde van de band of in het doosje.
• Plakkende tape – wijst op ‘sticky shed’-syndroom.
• Vuil, stof of vingerafdrukken – wijst op foute omgang.
• Band die los of ongelijkmatig opgewonden werd opgeborgen.
• Zware schade (inclusief waterschade) aan de behuizing van de tape.

Omgangstechnieken

Draag pluisvrije handschoenen en vermijd het oppervlak van de videoband of de rand van de opgerolde tape aan te raken.

Het hanteren van de videoband gebeurt best in een nette omgeving, vrij van stof, rook en voedsel. (Vingerafdrukken, stof of andere resten kunnen resulteren in ‘dropout’, ofwel het wegvallen van het videosignaal, als de vuil- of stofdeeltjes tussen de afleeskop en de tape terechtkomen).

Videobanden met het azijnsyndroom of schimmel moeten worden gescheiden van andere banden, en koel en droog worden bewaard. De acetaatzuren of de sporen die deze banden aantasten kunnen zich immers verspreiden en andere, gezonde banden besmetten.

Belangrijke opmerking m.b.t. beschimmelde videobanden
Schimmel kan ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Als je tijdens het inspectieproces schimmel detecteert, moet je de inspectie onmiddellijk stopzetten. De videoband moet worden geïsoleerd totdat hij kan worden onderzocht door een expert, die het type schimmel vaststelt en kan verzekeren dat het veilig is om verder om te gaan met de behandeling van de tape.

Voortdurende periodieke inspectie

Het is een goed idee om de video’s regelmatig te inspecteren en de fysieke staat van je banden in kaart te brengen. Om vroege tekenen van verval te kunnen opsporen zou het ideaal zijn om inspecties minstens met een regelmaat van zes maanden uit te voeren.

Het is aanbevolen dat je de videobanden om de drie jaar ‘oefent’, d.w.z. vooruit- of terugspoelt. Dit verlicht de druk op de opgerolde tape (‘tape pack stress’).

Plaats de videobanden na het ‘oefenen’ met een gelijkmatige winding terug, op de gepaste hub: take-up hub voor niet-professionele formaten; supply hub voor professionele formaten. De take-up hub is de spoel waarop de tape terechtkomt wanneer hij wordt opgewonden, de supply hub is de spoel van waaruit de tape wordt afgespeeld.

Inspecteren van digitale bestanden

Inspectie van digitale bestanden bestaat uit het regelmatig nakijken van de werkzaamheid. Dit houdt ook in dat je de software inspecteert die vereist is om het bestand af te spelen, en dat je nagaat of de hardware volledig functioneel is.

De volgende karakteristieken of basiskenmerken van computergebaseerde kunst zouden gedurende de inspectie moeten worden nagekeken en in de catalogus beschreven:
- De snelheid van een werk: lijkt de navigatie van het werk (te) traag of (te) snel te gaan? (Denk erom dat een kunstenaar een werk bewust geprogrammeerd kan hebben om aan een bepaalde snelheid te draaien)
- Ordening van beelden en/of tekst
- Leesbaarheid van beelden en/of tekst
- De functionaliteit van hyperlinks
- Kalibrering van de weergaveapparatuur

Voortdurende inspectie van digitale bestanden

Snel evoluerende technologieën en de dreiging van in onbruik raken maken een regelmatige inspectie en evaluatie van de integriteit van een computergebaseerd kunstwerk noodzakelijk. Het werk is immers een intern verbonden systeem van data, dataformaten, software en fysieke hardware.

Het is moeilijk om cijfermatig weer te geven hoe vaak items geïnspecteerd zouden moeten worden. In veel gevallen voorzien software-upgrades bijvoorbeeld geen terugwerkende compatibiliteit, waardoor zij – zonder voorafgaande waarschuwing – op korte tijd grote hoeveelheden digitale informatie onleesbaar maken.

Idealiter worden inspecties met een regelmaat van zes maanden uitgevoerd. Natuurlijk is dit niet altijd mogelijk, maar wanneer men een computergebaseerd werk in een collectie opneemt zou periodieke inspectie steeds moeten opgevat worden als een deel van de verantwoordelijkheid die het collectiehoudende instituut heeft tegenover het werk.

Test het werk zowel in zijn originele omgeving als in een zeer actuele omgeving, met het gebruik van de nieuwste versies software, besturingssysteem en/of hardware. Behoud meerdere kopieën van de originele software. Dit soort tests vormen de ideale gelegenheid om conserveringsrisico’s vast te stellen en te bepalen welke acties nodig zullen zijn wanneer het werk moet worden gemigreerd.

Conserveren

In tegenstelling tot andere vormen van mediakunst is installatiekunst ingewikkeld, en omvat haar conservering de preservering van meerdere bestanddelen. Deze componenten bestaan typisch uit geluids- en/of visuele media, weergaveapparatuur, sculpturale elementen, en elk gedrag dat te maken heeft met de interactiviteit tussen werk en toeschouwer. De volgende preserveringshandelingen zullen dienen om de functionaliteit van het werk te behouden, en wel zo dicht mogelijk bij wat de kunstenaar oorspronkelijk voor ogen had.

Hoewel de conservering van alle delen van een installatie essentieel is voor het behouden van de integriteit van een werk, zal deze sectie specifiek ingaan op de handelingen voor het behoud van de filmische bestanddelen; magnetische tape en ‘born-digital’-bestanden worden afzonderlijk behandeld.

Veel installaties bevatten speelfilmbestanddelen. Voor een gids voor de conservering van filmmateriaal, zie Linda Tadic’s Recommended Conservation Practices for Archival Audiovisual Materials Held in General Special Collections (Maart 2001) en Film Forever: The Home Film Preservation Guide van de Association of Moving Image Archivists (AMIA).

Omstandigheden voor de opslag van dragers

Omstandigheden voor de opslag van dragers (Intro)

In optimale omgevingsomstandigheden zou een nieuwe videoband ongeveer tien jaar moeten meegaan. Maar videobanden kunnen tot dertig, en in sommige uitzonderlijke gevallen tot vijftig jaar bruikbaar blijven.

Correcte bewaringsomstandigheden geven je de nodige tijdsmarge om tapes correct te documenteren, en om werken te preserveren die onmiddellijke aandacht vereisen – terwijl videobanden met een lagere prioriteit stabiel kunnen worden gehouden. De beste temperatuur voor langetermijnbewaring is ongeveer 10°C, bij een relatieve vochtigheid van 25%, met weinig fluctuatie.

Deze bewaringsomstandigheden kunnen niet altijd worden gerealiseerd, maar videobanden zouden in elk geval moeten worden opgeslagen met aandacht voor de volgende parameters:
- Bewaar videobanden op metalen rekken in koele, droge en stabiele omstandigheden.
- Bewaar videobanden rechtop, zoals boeken.
- De bewaarplaats moet stofvrij zijn en zich afgeschut van zonlicht bevinden. De dozen en cassettes moeten schoon en stofvrij worden gehouden.
- Verifieer of er geen zuurhoudend plastic of papier in de doos aanwezig is: dit kan mogelijk de ontbinding versnellen.
- Waardevolle papieren documenten die in de doos worden aangetroffen, zouden afzonderlijk van de tape moeten worden bewaard; noteer hun aanwezigheid en de locatie in het relevante catalogusbestand.
- Meet de temperatuur en de vochtigheidsgraad maandelijks, om er zeker van te zijn dat de omgevingsomstandigheden niet fluctueren doorheen de tijd.
- Kijk je collectie tegelijkertijd na op microniveau; zorg ervoor dat de cassettedoosjes vrij zijn van vuil en stof.
- Schakel, vooraleer je een videocassette in het rek plaatst, de record tab uit om accidentele uitwissing in de toekomst te voorkomen.

Videobanden opwinden

De manier waarop een videoband is opgespoeld kan bijdragen tot een langere levensduur.

De videoband moet gelijkmatig en een beetje strak worden opgewonden, aangezien een gelijkmatig opgewonden videoband het minst vatbaar is voor externe schade. Je kan een gelijkmatige opwinding bereiken door de videoband op een gelijkmatig tempo tot het einde vooruit, of tot het begin terug te spoelen, maar wees voorzichtig met videobanden die beschadigd of in slechte staat zijn. Vermijd in geval van twijfel de videobanden af te spelen!

Voorbeelden van slechte spoelingen zijn: popped strands, pack slop, en flange pack.

Kleef de losse einden van open reel tapes met zuurvrije papiertape vast, want de uiteinden kunnen dubbel plooien of vervormen.

Voor niet-professionele formaten moet de tape op de take-up hub – de spoel waarop de tape terechtkomt wanneer hij wordt opgewonden – worden bewaard, voor professionele of archiefformaten wordt hij bewaard op de supply hub: dat is de spoel van waaruit de tape wordt afgespeeld.

Omstandigheden voor de opslag van born-digital media

Het opslaan van digitale media op een systeem van meerdere harde schijven (zoals RAID-6) of op een server dupliceert de data en houdt ze relatief veilig, op voorwaarde dat dit geheel goed beheerd wordt. Dit is de duurste manier van dataopslag.

Gezien de kost per megabyte gedaald is, wordt één externe harde schijf tegenwoordig beschouwd als een betaalbare oplossing die betrouwbaar genoeg is om de componenten van een digitaal werk op te slaan. Langetermijnopslag van eender welke high-density disk is echter riskant.

Spreiding is een belangrijk begrip, aangezien schijven als opslagmedium niet onfeilbaar zijn. Het is aangeraden om een back-up van het kunstwerk op minstens twee harde schijven op te slaan. Eén harde schijf kan op die manier achterblijven op een rek, liefst niet op dezelfde plaats als de andere harde schijf (om rampschade te voorkomen). Het is zelfs beter om spreiding te voorzien over meerdere formaten: maak bijvoorbeeld kopieën van de bestanden op harde schijf én op datatape. Het is verstandig om bestanden en uitgaande links die verdeeld werden over verschillende servers en/of mappen, en die tot één werk of project behoren, samen te brengen. Op die manier kan je een zeker overzicht over het werk behouden en meer controle uitoefenen over de individuele componenten. Dit is een essentiële stap in het behoud van websites.

Indien het instituut het zich kan veroorloven, is het ook goed om op een magnetisch tapeformaat voor computeropslag zoals Linear Tape-Open (LTO) een back-up te maken van de lokale data. Deze tapes zouden dan ook op een andere plaats opgeslagen moeten worden, om verlies bij rampen te voorkomen. Dit soort opslag vereist wel dat de computer zich in een ‘local area network’ bevindt, dat voorziet in back-ups van de tapes. Het is bovendien ook aanbevolen dat je de data opslaat op afzonderlijke media, die verschillende technologieën gebruiken. Op die manier is je archiefinfrastructuur niet afhankelijk van één technologie.

Draagbare opslagapparatuur zou bewaard moeten worden op een koele en donkere plaats, verwijderd van direct zonlicht en sterke magnetische velden. De lucht zou ook vrij moeten zijn van vuil, stof en chemicaliën.

Voor externe harde schijven en optische schijven biedt een inerte polipropyleenbehuizing bijkomende bescherming. Plaats de schijven verticaal in zuurvrije plastic doosjes. Bewaar opslagapparaten – wanneer ze niet gebruikt worden – op een rek. Dragers die lange tijd in een drive van de computer blijven zitten kunnen thermische en mechanische schade oplopen.

Waarborg steeds de veiligheid van je collectie, door te verzekeren dat de originele bestanden een ‘read-only’-status hebben en dat slechts een beperkt aantal betrouwbare conservators de originele werken kan raadplegen.

Kopieer het werk voor raadplegingsdoeleinden op opneembare compact discs.

Een opmerking over goudkleurige ‘archief’-dvd-r’s en cd-r’s
Optische schijven zijn zeer vatbaar voor krassen en schade door hitte of vochtigheid. Bij hoge temperaturen kunnen ze delamineren. Ze kunnen ook beschadigd raken, wanneer een vloeistof via de randen binnendringt in de bindlaag. Goudkleurige optische schijven hebben een 24-karaats reflectieve laag die niet oxideert, noch taant. De schijf bevat een organische phtalocyanine kleurlaag die volgens onafhankelijke studies de hoogste duurzaamheid heeft van alle lichtgevoelige kleurlagen. Over een lange tijdsperiode kan deze laag wel vergaan, vooral als de optische schijf bewaard wordt op een verlichte plaats; dit veroorzaakt fouten wanneer de laser de informatie zal proberen lezen die op de schijf werd opgenomen.

Omstandigheden voor de opslag van apparatuur

Bij installatiewerken is het cruciaal om functionele afspeel- en weergaveapparatuur te preserveren, en de relatie van de individuele dragers (die een onderdeel van het werk vormen) tot het geheel te handhaven. Men moet ook de authenticiteit en de integriteit van het originele object behouden – de installatie als een totaalsysteem van onderling verbonden delen. Zoals bij elke machine het geval is, zal ook hier de apparatuur het uiteindelijk laten afweten. Door ze onder de juiste omstandigheden op te slaan, kan je dit onvermijdelijke lot wel zo lang mogelijk uitstellen.

Hou de volgende richtlijnen in acht:
- Bewaar apparatuur consequent koel en droog en vrij van vervuiling via lucht.
- Koop de beste kwaliteit van apparatuur die beschikbaar is als back-up voor het origineel.
- Hou de apparatuur steeds schoon en lijn ze correct uit, zodat ze de videoband niet beschadigt en geen afspeelfouten veroorzaakt.
- Hou in het bijzonder het pad van de videoband en de koppen proper.
- Bewaar de handleidingen en een voorraad van reserveonderdelen en/of reserveweergave-apparatuur.
- Draagbare opslagmedia, zoals harde en optische schijven, en computerapparatuur en monitors moeten ook koel en droog en vrij van vervuiling via lucht bewaard worden.

Voor meer informatie over opslag en onderhoud van apparatuur, inclusief het bepalen van het belang van het al dan niet functioneren van het materiaal, zie Pip Laurenson’s “The Management of Display Equipment in Time-Based Media Installations”.

Preserveren

Preserveren (Intro)

Preservering verwijst naar het algemene proces waarbij de inhoud van een object bewaard wordt en zijn overleven op lange termijn verzekerd wordt. Preserveer in het geval van installatiekunst alle bestanddelen waaruit het installatiewerk bestaat gelijktijdig, om zo de authenticiteit van het originele werk het best mogelijk te behouden. Grondige documentatie van het origineel verschaft je inzicht in de preserveringsmethoden en -processen.

Deze sectie behandelt de specifieke preserveringsnoden van de filmische component in deze werken. Prioriteiten en handelingen voor magnetische tape en ‘born-digital’-bestanden worden afzonderlijk besproken.

Archiefformaten

Het preserveringsproces omvat migratie, of het dupliceren van videotape naar een nieuw archiefformaat, met als bedoeling de content voor een lange termijn toegankelijk te houden.

Archiefformaten voor videotape

Er bestaat een verscheidenheid aan analoge en digitale videobandformaten, die ontwikkeld werden om te beantwoorden aan specifieke gebruikersnoden. Voor de preservering van videobanden werd er nooit één bepaald standaardformaat bepaald. Als goede archiefformaten worden professionele videobanden, die dik en sterk zijn, aanbevolen: ze zijn alomtegenwoordig en worden wijd ondersteund door de televisie- en productie-industrie. Voor de gewone consument worden speciale videoformaten geproduceerd die aan hun specifieke noden tegemoetkomen. Ze zijn meestal klein van formaat en niet erg robuust, en de videoband is dunner dan die van professionele tapes. Als preserveringsmaster kan zo’n videoformaat dan ook niet aanvaard worden.

De volgende twee videoformaten worden het vaakst voor preservering gebruikt:

Digital Betacam (of DigiBeta)
In de archiefgemeenschap wordt dit digitale formaat met lage comprimering momenteel beschouwd als beste keuze van preserveringsmaster. Dit stevige en betrouwbare digitale formaat levert de best beschikbare beeldkwaliteit. Wanneer men het gebruikt om andere DigiBeta te re-masteren, is er geen generatieverlies van de inhoud: DigiBeta maakt een exacte digitale kloon van het origineel. Een argument dat sommigen ervan weerhoudt om dit formaat te gebruiken is de hoge prijs. Ook de afspeelapparatuur is duur, en meestal enkel in professionele productieomgevingen verkrijgbaar.

Betacam SP
Dit analoge formaat zonder comprimering is zeer duurzaam en betrouwbaar. Bij migratie is het – vergeleken met de meeste andere analoge videoformaten – in staat om een maximaal niveau van informatie te behouden. Omdat Betacam SP een analoog formaat is, kan er op kopieën die van een dergelijke master worden gemaakt generatieverlies optreden.

Archiefformaten voor born-digital bestanden

Op dit moment bestaat er binnen de archiefgemeenschap geen algemene consensus over een digitaal bestandsformaat dat geschikt is voor langetermijnbewaring van videobeelden. Een groot voordeel van het opslaan van bestanden op digitaal formaat is de mogelijkheid om bestanden zonder generatieverlies te kopiëren. Er zijn ook voordelen qua kosten en ruimte: digitale opslag wordt steeds goedkoper, en de prijs zal in de nabije toekomst ook blijven dalen.

Wanneer men video digitaliseert zijn er echter een aantal variabelen die meespelen, zoals problemen rond comprimering, codecs en de compatibiliteit van de verschillende bestanden. Alhoewel er zich op dit gebied recent opwindende ontwikkelingen hebben voorgedaan, moeten deze kwesties nog opgelost worden onder archivarissen. (Een belangrijk project dat uitgevoerd werd in opdracht van de Dance Heritage Coalition vind je in de case studies-sectie onder single-channel-video).

Triage

Om een preserveringsprogramma op te starten en te onderhouden moet je eerst de banden identificeren die onmiddellijke aandacht vereisen. Vervolgens ontwikkel je een plan, waarbij je in het oog houdt welke middelen je aan het project kan besteden. Wanneer je bepaalt welke installatie eerst bewaard moet worden, dien je rekening te houden met de afkomst van het werk, zijn fysieke staat, en de mate waarin dragerformaat, apparatuur en andere materialen bedreigd worden, doordat ze in onbruik raken. Stel jezelf bijvoorbeeld de vraag: is een onderdeel van de apparatuur misschien niet langer makkelijk verkrijgbaar? Of: wordt het dragerformaat niet langer ondersteund? En indien dit het geval is, is het dan aanvaardbaar om het onderdeel of het formaat te vervangen? De beslissing om tot preserveren over te gaan, is uiteindelijk een zaak van het afwegen van de noden van het gehele systeem.

Andere zaken waarmee je rekening moet houden:
- Verifieer, vooraleer je een tape migreert, of een andere organisatie een originele of hoge kwaliteitsversie van het werk heeft: dit zou een betere bron voor migratie kunnen zijn. Kijk daarom na of het werk reeds werd geconserveerd door een andere organisatie. Dit kan ook een duplicatie van middelen vermijden.
- Migreer de originele (eerste) generatie of de generatie die het dichtst bij het origineel ligt, om zo de hoogst mogelijke kwaliteit van preserveringsmaster te kunnen maken. (Tenzij een versie uit een volgende generatie duidelijk minder aangetast is, wat soms het geval is.)
- Merk op dat er meerdere masters en meerdere definities van de term ‘master’ kunnen bestaan, waardoor het nodig kan zijn om de maker van het werk te consulteren en meerdere tapes af te spelen om de beeldkwaliteit te vergelijken.
- Ga voorzichtig om met het afspelen van oudere, verslechterde tapes: dit kan permanente schade veroorzaken.

Migratie

Migratie vraagt om actie en vooruitziendheid – een evenwicht tussen korte en langetermijnplanning. Het is cruciaal dat migratie de functionaliteit, ‘look and feel’, of essentie van het werk niet verandert.

Hier volgt een overzicht van de basisprocedure:
- Maak een preserveringsmaster door de tapes te remasteren of naar een archiefformaat te migreren.
- Maak meer dan één master en bewaar de duplicaatkopie op een andere plaats om rampschade te vermijden.
- Aan het begin van de tape zou de preserveringsmaster één minuut kleurbalken en een referentietoon moeten bevatten. Dit zijn de referentiesignalen die gebruikt worden om de esthetische integriteit van de (inhoud van) de originele tape te verzekeren.
- Zorg ervoor dat de preserveringsmaster een tijdscode bevat. Dit signaal voorziet in een tijdsreferentie en helpt bij de correcte synchronisatie van het audiovisueel materiaal.
- Maak voor kijkdoeleinden minstens één vertoningskopie van het werk, op VHS of dvd.
- Zorg ervoor dat de archiefmaster die off-site wordt bewaard nooit wordt afgespeeld, tenzij voor inspectie of voor het maken van nieuwe klonen voor archief- of tentoonstellingsdoeleinden.

Binnenshuis werken versus uitbesteding

Sommige organisaties zijn tot de conclusie gekomen dat het investeren in een schoonmaak- en herformatteringsprogramma in eigen huis op lange termijn tijd en middelen kan besparen. Veel organisaties werken voor dit soort activiteiten echter via uitbesteding met betrouwbare videolaboratoria.

Contacteer, eens je de tapes ter preservering hebt geselecteerd, verschillende videolabs, en vergelijk hun kostenramingen. Voorzie de labs van zoveel mogelijk informatie, zoals formaat, lengte en staat van elke tape.

Denk eraan dat, eens het lab de tapes bekijkt en evalueert, de prijs kan wijzigen.

Basisrichtlijnen voor migratie van born-digital media

Migratie (herformatteren en vernieuwen) voorkomt de verslechtering en het in onbruik raken van dragers door het overbrengen van digitale informatie van één hardware- en softwaresetting naar een andere. Er bestaan verschillende niveaus van migratie. Men kan de originele integriteit en functionaliteit van het werk behouden door de hard- en software naar een nieuw besturingssysteem over te brengen, of men kan een obsoleet bestandformaat naar een nieuw formaat overbrengen.

Richt je bij aanvang van de preserveringspogingen op werken die tekenen van fysieke achteruitgang vertonen of die propriëtaire bestanddelen bevatten die niet langer actief zijn, dan wel niet meer ondersteund worden door de industrie. Het is cruciaal dat migratie de functionaliteit van een werk, zijn ‘look and feel’, en zijn essentie niet verandert.

De volgende stappen illustreren de basisprocedure:
- Gebruik een inventaris op objectniveau om het risico op verval of in onbruik raken van elk bestanddeel na te gaan.
- Maak een onderscheid tussen propriëtaire en open source bestandsformaten. Wie ontwikkelde de standaard in kwestie, en wanneer, en wie bezit hem momenteel? Welke software is nodig om het bestand te lezen/bekijken? Wordt het formaat nog steeds ondersteund?
- Bekijk op gelijkaardige wijze de hardware die vereist is om het werk te kunnen afspelen. Wordt de software-applicatie in kwestie nog steeds ondersteund? Zijn er speciale installaties of plug-ins nodig? Wat is de hiërarchie en de algemene infrastructuur van het werk?
- Wat zijn de vereisten voor weergave? Beschrijf de ‘look’ van het werk. Wat zijn de formele kwaliteiten; wat is de inhoud en de kwaliteit van de beelden? Wat zijn de instructies voor de installatie die door de kunstenaar zelf gegeven werden?
- Wat is de functionaliteit van het werk? Beschrijf de ‘feel’ van het werk. Hoe treedt de gebruiker in interactie met het werk? Wat zijn de variabelen?

Andere preserveringsstrategieën voor born-digital media

Emulatie heeft betrekking op de heropbouw van de technische omgeving die nodig is om een object te kunnen bekijken. Deze strategie is enkel mogelijk indien informatie over de hard- en softwarevereisten bijgehouden wordt, zodat de originele omgeving door toekomstige systemen gereconstrueerd kan worden. Hoewel bij deze aanpak geen nood is aan het migreren van bestanden, moeten er voor elke hard- en softwareconfiguratie emulators worden aangemaakt. Dit kan een dure onderneming zijn.

Een andere strategie, namelijk inkapseling, houdt in dat in een digitaal object alle componenten worden samengebracht die noodzakelijk zijn om toegang te voorzien tot het object in kwestie. Bij inkapseling voorzien fysieke of logische structuren (zogenaamde ‘containers’ of ‘wrappers’) informatie over de relaties tussen alle componenten van de data- en software-applicaties. Inkapseling heeft als doel de veroudering van bestandsformaten te overwinnen door details op te nemen over hoe de originele informatie rond een werk moet geïnterpreteerd worden, en over hoe het werk mogelijk opnieuw kan worden gecreëerd.

Het is noodzakelijk om alle preserveringsacties en -experimenten te documenteren in de catalogus. Hoewel een archivaris zou moeten vermijden om wijzigingen te maken die de algemene functionaliteit of ‘look and feel’ van het werk zouden verstoren, moeten alle veranderingen die toch gebeuren best nauwkeurig gedocumenteerd en verduidelijkt worden.

Voor meer informatie over migratie en andere bewaringsstrategieën, bekijk de Cornell University Library’s Digital Imaging Tutorial en de Digital Preservation Strategy van de National Archives of Australia.

Kwaliteitscontrole

Wees bereid om een grote hoeveelheid tijd te investeren in kwaliteitscontrole, een controle die soms zelfs langer kan duren dan de eigenlijke duur van het werk. Wanneer je het migreren van een tape uitbesteedt, zal er altijd kwaliteitscontrole op geremasterde tapes worden uitgevoerd: dit is een standaardpraktijk. Het is daarom belangrijk je eigen kwaliteitscontrole uit te voeren wanneer je tapes van het lab terugkrijgt.

De beoordeling van de kwaliteit van alle beelden in één collectie zou idealiter moeten gebeuren door dezelfde persoon, die daarbij gebruik maakt van dezelfde kalibreringsapparatuur en dezelfde settings. Je personeel zou een opleiding moeten krijgen om op een correcte manier over het uitzicht van een beeld te kunnen communiceren, zowel wat de formele als wat de inhoudelijke kenmerken betreft.

Hier zijn enkele punten om bij de beoordeling van de kwaliteit van preserveringsmasters op videotape in het achterhoofd te houden:
- Kijk de beeldkwaliteit van de nieuwe master, de back-upmaster en raadpleegkopieën na, door elke tape af te spelen op goed onderhouden apparatuur.
- In het ideale geval zou het migratieproces gedurende de transfer ook in real time moeten bekeken worden. Ook gedurende de kwaliteitscontrole zou dit moeten gebeuren: het laat de kijker toe om onmiddellijk potentiële fouten of glitches in het transferproces te identificeren.
- Indien je beperkt bent qua tijd en geld, doe dan een snelle check van elke tape aan het begin, midden en einde van de band. Dit wordt echter niet beschouwd als best practice.
- Controleer de kleurbalken op een gekalibreerde monitor en ga na of de audioniveaus correct werden aangepast voor referentie. Zo ben je zeker dat de preserveringsmaster de visuele en auditieve integriteit van de originele tape behoudt
- Noteer observaties m.b.t. kwaliteitscontrole in de catalogus: verwijs indien mogelijk naar de tijdscode van de tape en documenteer het precieze tijdstip waarop zich problemen voordoen.
- Bezorg je observaties aan het lab. Het lab zou moeten uitleggen hoe de tape werd omgezet, of er moeilijkheden waren, en hoe het beeld eruitzag tijdens het transferproces.
- Technische notities worden tijdens de omzetting bij voorkeur door technici gemaakt; deze notities moeten worden overgenomen in de catalogus.
- Documenteer specifieke informatie over de transfer in de catalogus, inclusief de datum en locatie, de naam van de technicus en alle veranderingen die zich tijdens het proces hebben voorgedaan.
- Toon de kunstenaar indien mogelijk zowel origineel als kopie, en dit op twee identiek gekalibreerde monitors. Zorg ervoor dat de chrominantie- en luminantieniveaus correct zijn.
- Als dit de eerste keer is dat je de inhoud van de tape ziet, is het nuttig om de inhoud van het beeld ook te catalogiseren. Maak hiervoor gebruik van een vertoningskopie.
- Om de kwaliteit van de nieuwe digitale preserveringsmasters te beoordelen, dien je de gedragingen en functionaliteit van een werk te testen in vergelijking met het origineel. Indien het origineel niet langer toegankelijk is, vergelijk dan met de documentatie over het origineel.

Technische variabelen die een invloed hebben op de weergave van het werk omvatten:
- Bestandformaat en compressie
- Gebruikerscomputer en weergavemogelijkheden (bv. type webbrowser)
- Netwerkverbindingen

Literatuur

Guggenheim’s Variable Media Questionnaire

Laurenson, Pip, “Developing Strategies for the Conservation of Installations Incorporating Time-Based Media: Gary Hill’s Between Cinema and a Hard Place

Laurenson, Pip, “The Conservation and Documentation of Video Art”

Laurenson, Pip, “The Management of Display Equipment in Time-Based Media Installations”

Matters in Media Art (consortium of New Art Trust, MoMA, SFMOMA, and Tate)

Real, William. (2001). Toward Guidelines for Practice in the Preservation and Documentation of Technology-Based Installation Art. JAIC 40 (2001): 211-231

Rhizome’s ArtBase Artist Questionnaire

Tate’s preservation and presentation (case studie) of Nauman’s “Mapping the studio...”

Basisvragen

Bij de preservering van een installatiekunstwerk rijzen er veel vragen, en elke component van een installatiewerk stelt specifieke uitdagingen. Het synthetiseren van deze uitdagingen in één enkel preserveringsplan is geen sinecure.

Antwoorden op eenvoudige vragen rond de specifieke risico’s van single-channel-video of computergebaseerde bestanddelen van een werk vind je op de delen van deze website over single-channel-video of computergebaseerde werken. De vragen hieronder richten zich op de specifieke dilemma’s die zich stellen bij installatiekunst.

Wie is verantwoordelijk voor het bewaren van een installatiekunstwerk?

Uiteindelijk is het collectiehoudend instituut, of het individu dat een werk heeft verworven, verantwoordelijk voor de lange levensduur van het werk. Actieve kunstenaars zijn meestal te zeer opgeslorpt door actuele projecten om veel tijd aan preservering te besteden; hun raad is natuurlijk wel van onschatbare waarde, en vaak zijn het bereidwillige raadgevers. Het is raadzaam om zoveel mogelijk informatie in te winnen bij de maker van een bepaalde installatie terwijl hij of zij nog leeft.

Waarom is een installatiewerk moeilijker te preserveren dan een videotape?

De twee belangrijkste problemen waar je bij de preservering van installatiekunstwerken mee te maken krijgt, zijn lange levensduur en authenticiteit. Een op technologie gebaseerde installatie stelt je voor dezelfde uitdagingen op het vlak van preservering als de dragers van filmische beelden, maar ook voor een hele hoop andere. Vaak zal een installatie de weergaveapparatuur zélf als een sculpturaal bestanddeel gebruiken, wat van het in onbruik raken van hardware een dubbele bedreiging maakt. Het is kenmerkend voor installaties dat ze meer bestanddelen bevatten dan een single-channel-werk, en daarom is er ook meer ruimte voor foute interpretatie. Een uitgebreide documentatie van de intentie van de kunstenaar, plus technische specificaties, zijn daarom noodzakelijk.

Wat kan ik doen om me voor te bereiden op het in onbruik raken van hardware?

Leg eerst en vooral een reservevoorraad hardware aan. Als specifieke apparatuur een inherent deel is van een installatiewerk (om dit te bepalen is overleg met de kunstenaar noodzakelijk), is het belangrijk om niet alleen gekwalificeerde dienstverleners in te schakelen om de apparatuur te onderhouden, maar ook om handleidingen en andere documenten bij te houden. Ook reserveonderdelen (bijvoorbeeld aandrijfriemen) zouden verzameld moeten worden.

Welke delen van een installatie kunnen vervangen worden?

Hoewel op deze vraag geen eenduidig antwoord mogelijk is, bestaan er enkele belangrijke richtlijnen omtrent de filmische bestanddelen van een installatie. De eerste overweging betreft de manier waarop deze veranderingen de integriteit van het werk kunnen aantasten. Veranderen ze de ‘look and feel’ van het stuk? Een installatie kan in haar originele vorm bijvoorbeeld gebruik gemaakt hebben van U-matic-cassettes voor het afspelen van video, een formaat dat ondertussen in onbruik is geraakt – en daardoor bemoeilijkt dat het werk opnieuw getoond kan worden. Wanneer de videoapparatuur niet zichtbaar is, en met een digitale kopie de ‘look and feel’ van het stuk behouden kan worden, is het vervangen van de U-matic-afspeelapparatuur geen probleem.

Videomonitors – het meest zichtbare bestanddeel van elk videowerk – vormen een grotere uitdaging. Ze variëren zeer sterk in grootte en beeldkwaliteit, en elke vervanging van dit soort bestanddelen moet zeer omzichtig overwogen worden. De evolutie van beeldbuismonitors naar lcd- en plasma-monitors brengt een bijkomende uitdaging met zich mee. Zoals conservator Pip Laurenson stelt: “Weergaveapparatuur zal vast en zeker defect en in onbruik raken: daarom zal elke sterke band tussen specifieke weergaveapparatuur en authenticiteit of waarde onvermijdelijk een bepaalde graad van verlies met zich meebrengen.”

Wat kan ik, naast het bewaren van alle hardware en van alle dragers die onderdeel zijn van de installatie, nog meer doen om me voor te bereiden op een toekomstige heropbouw van het werk?

Documentatie is het sleutelbegrip. Vloerplannen, bekabelingschema’s, verlichtingsspecificaties, foto’s en aantekeningen en schetsen van de kunstenaar zouden allemaal bewaard moeten worden. Videodocumentatie kan bijzonder nuttig zijn: interviews met de kunstenaar, met curatoren en technici, maar ook beeldmateriaal van de installatie terwijl ze draait en, indien relevant, van de interactie van toeschouwers met het werk.

Kan een installatie echt hetzelfde blijven van plaats tot plaats en van jaar tot jaar?

Installaties zijn per definitie plaatsgebonden, de beleving van de kijker zal dus in verschillende contexten niet telkens dezelfde zijn. Elke keer het werk opnieuw wordt opgesteld is er enige interventie vereist, wat het werk grondig verandert. Met het oog op het in onbruik raken van hardware, mogen de conservators om het ‘hart’ van het werk te behouden zich misschien niet beperken tot de tastbare bestanddelen. Vervangingen zouden wel eens noodzakelijk kunnen zijn om bij een nieuwe opstelling de authenticiteit van het originele werk opnieuw te garanderen.

Bronnen

Pip Laurenson, "The Management of Display Equipment in Time-Based Media Installations"

William A. Real, Towards Guidelines for Practice in the Preservation and Documentation of Technology-Based Installation Art. (pdf-bestand) Journal of the American Institute for Conservation, Vol. 40, No. 3, (Autumn-Winter, 2001), 211-231.

Planningproces

Planningproces (Intro)

Het plannen van de preservering van een installatiewerk begin je best met het opsplitsen van het proces in een reeks stappen - zoals hieronder wordt beschreven. Deze stappen hebben een logische volgorde: eerst bepaal je de algemene reikwijdte van de collectie of het project; daarna documenteer je de staat en bepaal je de prioriteiten; daarop volgt de remastering/migratie zelf; en tot slot wordt het proces afgerond met de noodzakelijke opvolging.

De basisprocedure zoals hieronder beschreven kan dienen als gids voor het uitwerken van een preserveringsplan op maat van jouw project, en volgens jouw beschikbare middelen. Een preserveringsplan is een onschatbaar hulpmiddel, niet enkel om een project georganiseerd te houden, maar ook om aan potentiële sponsors duidelijk te maken wat je noden zijn, en welke doelen je wil bereiken.

Voor meer details over deze procedures, zie de Best practices-sectie voor installaties op deze website.

Documenteren

Documenteren is het proces van het verzamelen en organiseren van informatie over een werk, inclusief zijn staat, zijn inhoud en de handelingen die men moet uitvoeren om het werk te bewaren.

Een installatie kan uit verschillende onderdelen bestaan en kan samengesteld zijn uit verschillende andere materialen, bovenop de elektronische dragers. Daarom is het cruciaal om alle bestanddelen van het werk (inclusief zijn gedrag) te documenteren, zodra het in een collectie wordt opgenomen.

Unieke identificatienummers voor elk individueel object zijn noodzakelijk voor het catalogiseringproces. Bij een installatie is het nuttig om een uniek nummer toe te kennen aan het werk in zijn geheel, en om een variatie op dat nummer toe te kennen aan elk bestanddeel.

Inspecteren

Inspectie is het proces waarbij gedetailleerde informatie over een bestand of een tape verzameld wordt ter voorbereiding op migratie naar nieuwere formaten. De term duidt ook op het verifiëren van de status van werken die reeds gepreserveerd werden of die nog moeten gepreserveerd worden.

Een gedetailleerde fysieke inspectie van de installatie en van de gebruikte materialen kan een grote hoeveelheid informatie opleveren over het werk. Het kan de archivaris, de conservator en het lab helpen bepalen welke stappen nodig zijn om de dragers (die onderdeel zijn van het werk) te migreren naar een nieuw formaat.

Conserveren

In tegenstelling tot andere vormen van mediakunst is installatiekunst ingewikkeld, en haar conservering omvat de preservering van meerdere bestanddelen. Deze componenten bestaan typisch uit geluids- en/of visuele media, weergaveapparatuur, sculpturale elementen, en elk gedrag dat te maken heeft met de interactiviteit tussen werk en toeschouwer.

Preserveren

Preservering verwijst naar het algemene proces waarbij de inhoud van een object bewaard wordt en zijn overleven op lange termijn verzekerd wordt. Preserveer in het geval van installatiekunst alle bestanddelen waaruit het installatiewerk bestaat gelijktijdig om zo de authenticiteit van het originele werk het best mogelijk te behouden. Grondige documentatie van het origineel verschaft je inzicht in de preserveringsmethoden en -processen.

Kwaliteitscontrole

Wees bereid om veel tijd in het proces van kwaliteitscontrole te investeren, misschien zelfs meer dan de eigenlijke duurtijd van het werk.

Conditierapporten

Rapporten en templates van Matters in Media Art

Matters in Media Art, een non-profit organisatie, heeft een aantal rapporten opgesteld die waardevol zijn voor het documenteren van de staat en de levensvatbaarheid van computergebaseerde kunst.

Condition Report Template

Dit rapport geeft een overzicht van de elementaire informatie over bestaande kunstwerken en kan gebruikt worden als hulpmiddel bij zowel preserveren als tentoonstellen. Opgenomen gegevens zijn bijvoorbeeld elementaire installatie-instructies en een algemene beschrijving van het kunstwerk, incl. de staat waarin het zich bevindt.

Installation Template

Dit uitgebreid overzicht, dat bijna elk denkbare variabele bespreekt, bevat informatie over de aard van de tentoonstellingsruimte, het statement van de kunstenaar, vereisten voor stroomtoevoer en onderhoud, en zelfs gezondheids- en veiligheiddetails. Opnieuw: hoewel ontwikkeld voor tentoonstellingsdoeleinden, is het ook een waardevol hulpmiddel voor het vastleggen van preserveringsinformatie.

Over de bron van de documenten

Matters in Media Art
Curatoren, conservators, archivarissen en technici van New Art Trust, MoMA, SFMOMA en Tate hebben samen een consortium gevormd om best practice-richtlijnen te ontwikkelen voor de zorg van tijdsgebaseerde mediakunstwerken zoals video, film, dia, geluids- en computergebaseerde installaties. De website van Matters in Media Art biedt uitgebreide hulpbronnen die betrekking hebben op het tentoonstellen van mediakunst.

Budget

Budget (Intro)

Bij het opstellen van het preserveringsbudget voor een installatiewerk is het noodzakelijk om zowel elk bestanddeel op zichzelf als de noden van het werk in zijn geheel te bekijken. De budgettaire richtlijnen hieronder hebben betrekking op de dragers die onderdeel zijn (meer bepaald video) en op digitale bestanddelen. De basisprincipes die in deze sectie uitgelegd worden – de noodzaak om kosten op te splitsen in subcategorieën zoals staat, opslag, etc. – kunnen ook het budgetteringsproces verduidelijken voor andere bestanddelen dan de dragers.

Videobestanddelen

Videobestanddelen (Intro)

De kosten van videopreservering worden bepaald door een relatief klein aantal variabelen. Deze omvatten het originele formaat, de staat, de duur van het programma, het gewenste doelformaat en het niveau van restauratie. Overloop je deze variabelen samen met een lab, dan bekom je de informatie die nodig is om een werkbaar budget op te maken.
Elk van de volgende punten zou met het lab moeten besproken worden, om zo een accuraat idee te krijgen van de totale kost van het project. (Zie de vragenlijst waarin de stappen beschreven worden die nodig zijn om met een lab samen te werken.)
Meer informatie over elk van deze variabelen is beschikbaar op onze Ideale praktijken (‘Best practices’)-pagina.

Conditie

De eerste variabele die je moet nakijken is de staat van de tapes. Vertel het lab alles wat je weet over de leeftijd van de tapes, en over hoe ze in de loop van de jaren werden opgeslagen; ook een eenvoudige inspectie van de tapes kan veel belangrijke informatie opleveren. (Een stap-voor-stapprocedure voor fysieke inspectie van tapes kan je hier vinden: Association of Moving Image Archivists’ guide to videotape inspection.

Schade of slijtage heeft een rechtstreeks effect op de kost van de transfer. Vuile tapes moeten bijvoorbeeld schoongemaakt worden. Als ze tekenen vertonen van het ‘sticky shed’-syndroom moeten ze misschien in een droge oven ‘gebakken’ worden om het plakken te verminderen. Beide procedures zullen waarschijnlijk extra geld kosten; ga dit na bij je lab. (Probeer ze ook niet uit als je geen professional bent.)

Formaat

De tweede variabele is het formaat. Doordat tapeformaten in onbruik raden, is het aantal labs waar je terecht kan beperkt. Sommige zeer obscure formaten kunnen enkel door een handvol laboratoria afgespeeld worden.
Oude tapeformaten kunnen, vooraleer correct afgespeeld te worden, om bijkomende aanpassingen aan de apparatuur vragen. Quad-videotapemachines die 2” open reel tapes afspelen, hebben vaak lange opstellingstijden nodig. 1/2” open reel videorecorders in het bijzonder vertonen vaak grote verschillen qua opname. Vandaag moeten 1/2” tapes soms op verschillende decks geprobeerd worden om uiteindelijk een signaal te verkrijgen dat goed genoeg is.

Wanneer men een lab benadert, is een correct overzicht van tapeformaten noodzakelijk. De volgende website biedt een gedetailleerde gids aan voor de identificatie van videotapeformaten: The Texas Commission on the Arts Videotape Identification and Assessment Guide

Mate van restauratie

De derde variabele is de mate van restauratie. Gaat het om een eenvoudige herformattering met minimale interventie? Wil je correctie van drop-outs, kleurverschuivingen, etc.? Hou er rekening mee dat deze vragen zowel ethische als financiële gevolgen hebben.

De meeste labs rekenen meer aan voor sessies onder supervisie, waarbij de klant ook aanwezig is, dan voor sessies zonder supervisie. Waarschijnlijk is het voor jou niet zo zinvol om aanwezig te zijn gedurende elk moment van het proces. Bespreek met je verkoper wat je van het eindproduct verwacht en wat de meest efficiënte manier is om dat doel te bereiken.

Doelformaten

De gewenste formaattypes voor master- en raadpleegkopieën zullen het algemene budget van een project beïnvloeden. Digital Betacam videotape kan bijvoorbeeld € 80 per tape kosten, afhankelijk van de prijzen die je labo vraagt. Algemeen gesproken is dit een variabele waarvoor de leverancier je exacte cijfers zou moeten geven.

Kwaliteitscontrole

Bij het opstellen van een budget ziet het lab vaak de kost van een kwaliteitscontrole over het hoofd. De kwaliteit van elke nieuwe tape zou moeten gecontroleerd worden wanneer hij terugkomt van het lab. Het verifiëren van zaken als duurtijd, audio- en videokwaliteit en het indelen in hoofdstukken (bij dvd-kopieën) neemt bijvoorbeeld een groot deel van de arbeidstijd in beslag. Van bij het begin van het project zouden de kosten voor deze controle becijferd moeten worden.

Opslag

Het is ten slotte ook heel belangrijk om bij de opmaak van je budget rekening te houden met de opslagnoden. Archivarissen vergeten in hun planning soms dat een preserveringsproject een verdubbeling van de opslagvereisten vereist. Daarenboven mogen we de opslagomstandigheden niet vergeten: een preserveringsproject brengt een substantiële investering van tijd, geld en moeite met zich mee, en deze heeft enkel zin als de opslag een langetermijnbewaring garandeert.

Digitale bestanddelen

Digitale bestanddelen (intro)

De budgetten voor de preservering van computergebaseerde kunst kunnen erg variëren. Beschouw onderstaande vragen als een gids bij het opstellen van jouw specifieke budget.

Onderzoek/documentatie

• Hoeveel technische informatie is momenteel beschikbaar over het werk?
• Hoeveel onderzoek zal moeten gedaan worden over zijn specificaties, geschiedenis en andere aspecten?
• Wie zal verantwoordelijk zijn voor dit onderzoek?
• Indien de kunstenaar nog leeft en bereid is om te assisteren, zijn er dan bepaalde kosten verbonden aan zijn/haar participatie? Reiskosten, lonen, ... ?
• Heeft een ander instituut reeds preserveringswerk gedaan rond dit werk? Kan een ander instituut met onderzoek/expertise bijdragen tot het project?

Apparatuur

Zal het nodig zijn om nieuwe apparatuur aan te kopen voor dit project?

Bekijk de volgende categorieën:
- Weergave-apparatuur/monitors
- Harde schijf/CPU
- Kabels/draden
- Afspeelapparatuur (bv. dvd-spelers)

Programmering

• Hoeveel nieuwe programmering zal nodig zijn om het werk levensvatbaar te houden?
• Zal men het werk moeten
- migreren
- emuleren
- inkapselen?
• Hoeveel tijd zal een programmeur ongeveer nodig hebben om het werk in kwestie te hercreëren, of er op een andere manier aan te werken?
• Welk niveau van programmeringsexpertise zal nodig zijn? Gaat het om werken met wijdverspreide software zoals Flash of Director, of impliceert het omgang met bijzondere software of software die ontwikkeld werd door de kunstenaar?
• Hoeveel zal een programmeur (met de nodige expertise) aanrekenen?
• Kan een schaaleconomie helpen bij het budgetteren? Zal het op lange termijn goedkoper zijn om een aantal werken met gelijkaardige problemen in één keer samen te conserveren?

Conservators

• Zal je de diensten van een conservator nodig hebben?
• Zo ja, hoeveel tijd zal de conservator nodig hebben om het project tot een goed einde te brengen?
• In welke fase van het proces moet de conservator bij het project betrokken worden?

Gegevensopslag

• Hoeveel opslagruimte zal er nodig zijn zodra het project is afgerond?
• Zal je enkel het afgewerkte werk opslaan, of ook onderdelen, bestanden, software, etc.?
• Welk type opslag is optimaal voor het project? (Dit wordt natuurlijk vaak bepaald door wat het instituut zich kan veroorloven.)
• Onafhankelijke harde schijven
• Server
• Verwijderbare harde schijf
• Cd-rom (niet de beste keuze)
• Moet er fysieke opslag worden voorzien voor de harde schijven etc.?
• Kan het klimaat van de opslagplaats correct gecontroleerd worden?

Materiaaltechnische problemen

Materiaaltechnische problemen (intro)

Technische problemen die veroorzaakt worden door de video- en computergebaseerde bestanddelen van installatiekunst behoren tot de meest uitdagende, gedeeltelijk omdat zij het minst bekend zijn. Die bestanddelen zijn ook degene waarvan de technologie het snelst evolueert. Zoals de aanbevelingen hieronder duidelijk maken, kunnen conservators van installatiekunst zich beroepen op standaarden en praktijken die ontwikkeld werden door videoarchivarissen, computerprogrammeurs en professionals uit aanverwante vakgebieden.

Videobestanddelen

Afspeelapparatuur

Een specifiek type afspeelapparatuur – videorecorders, DVD-spelers etc. – is zelden van kritiek belang voor de integriteit van een videokunstwerk. Het belangrijkste doel van de conservering van videokunst is om op een gepaste manier een accurate reproductie te maken van het originele videosignaal. Maar om de instabiliteit van videotape op te vangen is migratie naar nieuwere en meer stabiele formaten nodig. Doelformaten zijn dan bijvoorbeeld broadcast-tapeformaten zoals Digital Betacam of digitale bestanden zoals Motion JPEG 2000.

Het grootste probleem, in het bijzonder bij mediakunst en independent video, is dat veel apparatuur in onbruik geraakt. Vroege videokunst werd gemaakt op formaten die nu obsoleet zijn, zoals 1/2” open reel, het Portapakformaat dat gebruikt werd door veel videokunstpioniers, of 2” Quad, het vroege uitzendformaat waarop in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw veel programma’s van de openbare omroep werden opgenomen. Veel andere werken bestaan alleen op formaten zoals 3/4” U-matic of 1” Type C die, hoewel ze ‘nieuwer’ zijn, toch snel in onbruik geraken, en waarvoor niet langer nieuwe afspeelapparaten gebouwd worden.

Hoe kunnen instituten met dit probleem omgaan? Twee strategieën kunnen helpen. De eerste is het opstarten van een toekomstgerichte, proactieve aanpak, door een voorraad afspeelapparatuur aan te leggen voor de formaten die een instituut beheert. Deze aanpak is niet altijd praktisch haalbaar: apparatuur die veel gebruikt werd in de televisiesector, zoals 1” Type C, is bijvoorbeeld omvangrijk en moeilijk te verkrijgen – maar voor 3/4” U-matic-tapes zou dit wel bijzonder waardevol kunnen blijken.

Voor echt obsolete formaten is het belangrijker om een relatie te ontwikkelen met een betrouwbaar lab, dat gespecialiseerd is in het remasteren van videotapes, en dat ook de specifieke noden van jouw instituut kent.

Weergaveapparatuur

Weergaveapparatuur confronteert je met bepaalde problemen die enkel bij videokunst voorkomen. Televisieprogramma’s werden ontwikkeld om gezien te worden op om het even welk televisietoestel, waardoor hun conservering geen specifieke aandacht voor de weergave vereist. Veel videokunst werd echter gemaakt met bepaalde monitors in gedachten, apparatuur die evenzeer deel uitmaakt van het werk als het videosignaal zelf. Deze apparatuur kan variëren van specifieke, individuele monitors die duidelijk deel uit maken van het werk – zoals de vintage televisiesets in sommige installaties van Nam June Paik – tot de eenvoudige, off-the-shelf-monitors die enkel bepaalde afmetingen moeten hebben.

Het meest kritieke punt met betrekking tot weergave-apparatuur – en één dat meer en meer problematisch zal worden in de toekomst – is het probleem van beeldbuismonitoren (cathode-ray tube monitors of CRT’s) versus flatscreen-monitors. De meeste videokunst uit de eerste drie decennia van het medium werd gemaakt op het moment dat de enige beschikbare monitors conventionele CRT’s waren, ongeacht afmetingen of grootte. Op de markt hebben de lcd- en plasmaschermen de CRT’s al verdrongen, en veel fabrikanten zijn zelfs helemaal gestopt met de productie van CRT’s.

Veel videokunstwerken werden gemaakt met de specifieke eigenschappen van de CRT’s in het achterhoofd, en veel kunstenaars geloven niet dat flatscreen-monitors aanvaarbare substituten zijn. Er zijn voorlopig geen definitieve oplossingen voor dit probleem, maar het aanleggen van een voorraad monitors is zeker een optie. Even belangrijk is het om met de kunstenaar een engagement aan te gaan door zo snel mogelijk een dialoog rond het werk op te starten. Met vragen als: ‘wat zijn de specifieke variaties die – vergeleken met de originele staat – de kunstenaar aannemelijk zou vinden?’; of: ‘welke stukken apparatuur zijn zo belangrijk dat het werk ‘dood’ zou moeten genoemd worden wanneer zij niet meer voorhanden zijn?’. Dit alles is slechts één facet van mediakunstpreservering, waarbij de inbreng van de kunstenaar zeer belangrijk is voor het toekomstige bestaan van het kunstwerk zelf.

Projectie

Werken die getoond worden via projectie in plaats van op monitors brengen specifieke uitdagingen met zich mee. Die laatste kunnen in zekere zin wat makkelijker zijn om aan te pakken, aangezien projectieapparatuur meestal bedoeld is om onzichtbaar te zijn, terwijl weergavemonitors tot op zekere hoogte wel zichtbaar zijn. Dit betekent dat een obsolete of niet-functionerende projector in theorie simpelweg vervangen kan worden door een nieuwer model, zonder het werk te beïnvloeden.

In de praktijk moet echter veel zorg besteed worden aan de keuze van een nieuwe projector. Niet alleen moeten de originele afmetingen en aspect ratio (beeldverhouding/beeldformaat) van het beeld behouden blijven, maar ook de visuele kwaliteiten moeten worden bewaard: contrast, kleurbalans, resolutie etc. In dit geval zijn zowel documenteren als het raadplegen van de kunstenaar noodzakelijk, in het bijzonder wanneer een projector een andere, die het niet meer doet, vervangt. In dit laatste geval kan het beeld van de oude (niet meer functionerende) projector niet meer met het beeld van de nieuwe vergeleken worden. Nog meer dan bij het proactief vervangen van een originele projector is het bij het vervangen van een defecte projector noodzakelijk om zowel te documenteren als de kunstenaar te raadplegen.

Tenslotte is onderhoud van vitaal belang. Indien mogelijk zouden monitors en projectors regelmatig gekalibreerd (vergeleken met standaard kleurbalken) moeten worden om een accuraat signaal te verzekeren. In het geval het werk vertoond wordt zou dit zelfs dagelijks moeten gebeuren.

Deze laatste variabelen – monitor- of projectortype en kalibreren – zijn even belangrijk voor computergebaseerde en installatiewerken, als voor single-channel-videowerken.

Digitale bestanddelen

Digitale bestanddelen (intro)

De complexe aard van digitale kunstwerken zorgt ervoor dat de risico’s waarmee de apparatuur je confronteert gevarieerd en talrijk zijn. Deze risico’s kunnen verdeeld worden in twee algemene categorieën: Defect – de componenten werken niet meer – en in onbruik raken: de componenten zijn niet meer voorhanden, of zijn niet meer compatibel met huidige of nieuwere software, besturingssystemen, etc.. Deze risico’s beïnvloeden de verschillende bestanddelen van computergebaseerde kunst op verscheidene manieren.

Defect

Opslagmedia

Voor elk digitaal object, zij het databank of kunstwerk, vormt het defect raken van de drager (door slecht gebruik of slijtage) een bijzondere zorg. Wanneer digitale dragers het laten afweten, doen ze dat vaak – in tegenstelling tot videotape en film – zonder zichtbare tekenen van verandering, en is de schade onvermijdelijk totaal. Een film kan beschadigd zijn en nog steeds vertoond worden, een videotape kan een deel van zijn signaal verliezen terwijl een (groot) deel toch nog gered kan worden: bij digitale media is het vaak een zaak van alles of niets. Een groot deel van dit risico kan echter vermeden worden door voorzichtige omgang en opslag.

Hou rekening met deze basisvereisten:
- Het eerste wat je doet om het risico op het defect raken van media te vermijden, is correct omgaan met het materiaal, en dit onder correcte opslagomstandigheden. (Zie de best practices secties van deze website voor een gedetailleerde toelichting over de correcte omgang met dragers, ideale opslagtemperatuur, etc.)
- Omdat digitale informatie gekopieerd kan worden zonder generatieverlies, is spreiding (het maken van verschillende kopieën, idealiter bewaard op verschillende locaties) uiterst belangrijk om een lange levensduur van een digitaal werk te verzekeren. Indien één kopie het laat afweten, omwille van welke reden dan ook, kan de back-up gebruikt worden voor preserveringsdoeleinden.
- Magnetische dragers zoals floppydisks kunnen beschadigd worden door vuil, water, of blootstelling aan magnetische velden.
- Cd-roms en dvd’s kunnen kapotgaan door krassen, of kunnen delamineren ten gevolge van hitte.

Hardware en weergaveapparatuur

Gezien de weergaveapparatuur het meest zichtbare deel is van een computergebaseerd kunstwerk – vaak het enige zichtbare deel – kan een defect aan de apparatuur catastrofale gevolgen hebben. Voorzichtige planning kan helpen om deze catastrofe te vermijden. Een goed middel is het gebruik van een vragenlijst voor de kunstenaar, om zo een inzicht te krijgen in het soort aanvaardbare handelingen die je in het geval van defect apparatuur kan ondernemen.

Belangrijke vragen zijn hierbij onder andere:
- Maakt de weergaveapparatuur integraal deel uit van het werk, of is het slechts een middel waardoor het werk zichtbaar gemaakt wordt?
- Waar kan je, indien de originele weergaveapparatuur defect raakt, terecht voor gelijkaardige apparatuur om de originele te vervangen?
- Welke kwaliteiten van de weergaveapparatuur zijn van groot belang voor het werk: aspect ratio, grootte, resolutie,…?
- Hoe worden deze kwaliteiten gedocumenteerd: geschreven documentatie, screen shots, installatiefoto’s?
- Hoeveel variatie op deze eigenschappen is aanvaardbaar wanneer het materiaal het laat afweten?

In onbruik raken

Tijdens de voorbije eeuw kwamen verscheidene speelfilmformaten op de markt, waarvan vele snel obsoleet werden. Analoge videokunstwerken werden ook gemaakt met behulp van talloze, nu in onbruik geraakte, formaten. Toch verdwijnen deze problemen in het niets in vergelijking met het duizelingwekkende aantal platformen, software, bestandsformaten en opslagmedia die gebruikt worden bij de creatie van computergebaseerde kunst. Elke bestanddeel van een digitaal kunstwerk is onderhevig aan ernstige risico’s op in onbruik raken – risico’s die het werk bijna onmiddellijk na zijn creatie kunnen bedreigen.

Besturingssystemen

Zoals elke gebruiker van een pc weet, kunnen de verschillende besturingssystemen – het onderliggende programma dat de functies en interactie van hardware, bestanden en software stuurt – problemen veroorzaken, zelfs voor recent gecreëerde data. Met de tijd vermenigvuldigen deze problemen zich alleen maar. Telkens een nieuwe versie van een besturingssysteem op de markt komt, kan ze ervoor zorgen dat eerdere versies in onbruik raken. Vijf jaar oude software zal misschien niet kunnen draaien op een nieuw besturingssysteem; een ouder besturingssysteem kan mogelijk niet bruikbaar zijn op een nieuwe computer.

Om deze reden is het noodzakelijk de werking van een digitaal kunstwerk regelmatig te controleren, inclusief het testen van zijn compatibiliteit met nieuwere besturingssystemen.

Software

Net zoals bij besturingssystemen veroorzaken frequente updates van software conserveringsproblemen. Bestanden die gemaakt zijn met een eerdere versie van een programma zullen zich vaak verschillend gedragen – of helemaal niet meer werken. Het voortdurend controleren of een werk goed functioneert is hier eveneens noodzakelijk.
Waar mogelijk zouden gedetailleerde gegevens van softwareversies, zoals die gebruikt werden in de creatie en weergave van een werk, moeten bijgehouden worden. Hetzelfde geldt voor de relevante cd-roms of schijven, handleidingen, etc.

Een bijkomend probleem gerelateerd aan het in onbruik raken is de kwestie van propriëtaire versus open-source- software. Veel computergebaseerde kunst werd gemaakt met propriëtaire software. De ontwikkeling van programma’s zoals Flash, QuickTime of Director staat onder controle van ondernemingen met weinig interesse voor langetermijnbewaring. Het aanpassen van deze software voor preserveringsdoeleinden is niet altijd mogelijk, en in sommige gevallen zou het auteurswetten kunnen schenden.

Steeds meer kunstenaars beginnen echter open-source software te gebruiken, wat een veel grotere bewegingsvrijheid toelaat op het vlak van aanpassingen. Met het oog op de preservering van computergebaseerde kunst, bevelen veel experts dan ook sterk het gebruik van open-source software aan.

Opslagmedia

Het in onbruik raken van opslagmedia is in het bijzonder een probleem voor magnetische dragers. Bovenop de blootstelling aan risico’s van fysieke achteruitgang kunnen oude opslagmedia zoals floppydisks, Bernoulli-disks, etc. problematisch worden wanneer de nodige drives zeldzaam worden en het moeilijk wordt om toegang te krijgen tot de opgeslagen gegevens. Een ander probleem is dat de software, nodig om deze drives te besturen, vaak niet compatibel is met meer recente besturingssystemen.

Interviews

Interview met David Claerbout

Sinds het einde van 1996 werkt David Claerbout (°1969, Kortrijk, België) aan een oeuvre dat laveert tussen stilstaande en bewegende beelden, tussen fotografische en digitale technieken, tussen animatie en digitale beeldmanipulatie.

Beïnvloed door de fenomenologie, onderzoekt David Claerbout onze visuele waarneming en ons geheugen. In een poging om de realiteit over te brengen bevraagt zijn werk de grenzen van alle vormen van visuele reproductie. "Ik behoor tot een generatie van kunstenaars die problemen heeft met het aura van het kunstobject, en dit is de reden waarom ik werk in een medium, digitale video, dat historisch gezien verbonden is met de massacultuur.”

Lire.

Interview met Manon De Boer

Manon de Boer (°1966, Kodaicanal, India) woont en werkt in Brussel. Met behulp van film, video en klank werkt ze sinds het midden van de jaren ’90 aan een oeuvre waarin tijd, geschiedenis en subjectiviteit centraal staan. In haar film en video’s speelt ze met de conventies van de filmtaal en met het functioneren van beelden binnen een narratief kader.

Manon de Boer is één van de oprichters van Auguste Orts, een kunstenaarsplatform dat opereert in het brede veld van audiovisuele productie.

Lire.

Interview met Kira Perov

Kira Perov is gedelegeerd bestuurder van Bill Viola’s studio en houdt toezicht op het archiveren en het conserveren van zijn werken.

Lire. (enkel beschikbaar in het Engels).

Interview met Glenn Wharton

Glenn Wharton is een conservator wiens expertisegebieden variëren van archeologie tot het preserveren van nieuwe mediakunst.

Lees hier het interview met Glenn Wharton (enkel beschikbaar in het Engels).

Case studies

Bill Viola, Anima

Video- en installatiekunstpionier Bill Viola onderzoekt al decennialang de grenzen van zijn medium. Dit “Artist’s Statement” werd opgemaakt als gids voor de langetermijnpreservering van zijn werk Anima, uit 2000. Het wordt gepresenteerd met de toestemming van de kunstenaar, en die van zijn vrouw Kira Perov, gedelegeerd bestuurder van zijn de studio.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

Mitchell Hearns Bishop, Evolving Exemplary Pluralism

Dit artikel, dat oorspronkelijk gepubliceerd werd in het Journal of the American Institute for Conservation (2001) gaat in op de preserveringskwesties die verbonden zijn met de tentoonstelling Seeing Time: Selection from the Pamela and Richard Kramlich Collection of Media Art.

Lees hier de studie (enkel beschikbaar in het Engels).

Literatuur

Dit onderdeel verzamelt wetenschappelijke artikels die de preservering van installatiekunst behandelen.

Pip Laurenson, "Developing Strategies for the Conservation of Installations Incorporating Time-based Media: Gary Hill’s Between Cinema and a Hard Place"

Dit artikel gebruikt Hills installatiewerk uit 1991 – dat sinds 1995 deel uitmaakt van de Tate-collectie – om problemen rond media in de context van een installatiewerk te onderzoeken.

Lees hier het essay.

Pip Laurenson, "The Management of Display Equipment in Time-based Media Installations"

Specifieke types van weergaveapparatuur vormen vaak een essentieel onderdeel van installatiewerken die filmbeelden of andere media bevatten. Dit soort apparatuur vormt één van de grootste uitdagingen voor conservators. In dit artikel bekijkt Pip Laurenson de problemen in detail.

Lees hier het essay.

Colofon

Projectteam voor het onderdeel m.b.t. preservering van de EAI Resource Guide

Gedelegeerd bestuurder, IMAP
Dara Meyers-Kingsley

Projectcoördinator (inhoudelijke coördinator, schrijver, redacteur)
Jeff Martin

Programmatie oorspronkelijke website
C.B. Cooke, Glyph Media

Schrijvers/onderzoekers
Tanisha Jones
Sean Savage
Pamela Smith

Redacteur
Eileen Willis

Het IMAP preserveringshandboek werd financieel ondersteund door
National Endowment for the Arts
New York State Council on the Arts

Bijzondere dank aan
Sarah Ziebell Mann
Chris Doyle
Chris Lacinak
Glenn Wharton
Heather Weaver
Barbara Levine
Pip Laurenson and Glenn Wharton, Matters in Media Art
Caitlin Jones
Francis Hwang
Kira Perov, Bill Viola Studio
Jane Cohan, James Cohan Gallery
American Institute for Conservation of Historic and Artistic Works
IMAP Board of Directors and Advisory Council

Preserveringshandboek
Oorspronkelijk gepubliceerd in EAI Online Resource Guide for Exhibition, Collecting, & Preserving Media Art, © 2006 Electronic Arts Intermix (EAI).

Met dank aan Lori Zippay en Galen Joseph-Hunter, EAI